Ontwerpbesluit wijziging omgevingsrecht inzake permanente bewoning van recreatiewoningen
Het ontwerpbesluit gaat in op de wijziging van Artikel 5.18 van het Bor en Artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van het Bor. Hierdoor krijgen gemeenten meer ruimte bij het reguleren van permanente bewoning van recreatiewoningen. Van belang is dat er lokaal afgewogen wordt welke oplossing het best passend is per gemeente.
Wat was er al mogelijk en blijft mogelijk?
1. Bestemmingswijziging recreatiepark.
Hierdoor wordt permanente bewoning toegestaan of kan er een dubbele bestemming toegestaan worden in het bestemmingsplan voor zowel recreatie als permanente bewoning. Deze procedure neemt veel tijd in beslag en kan hierdoor niet snel en flexibel worden ingezet.
2. Persoonsgebonden gedoogbeschikking.
Dit houdt in dat de gemeente aangeeft niet te handhaven op de niet-toegestane bewoning van de recreatiewoning. Kanttekening hierbij is dat het persoonsgebonden en object-gebonden dient te zijn. Daarnaast wordt het alleen in uitzonderlijke gevallen toegepast en is het geen besluit, waardoor er niet geprocedeerd kan worden hiertegen.
Wat zijn de mogelijkheden door deze wijziging?
1. Omgevingsvergunning voor permanente bewoning van recreatiewoningen.
Voorheen had de omgevingsvergunning voor het permanent wonen van een recreatiewoning een persoonsgebonden karakter. Door deze wijziging wordt mogelijk gemaakt dat de omgevingsvergunning eenmalig over kan gaan op de rechtsopvolger. Dit betreft dus de mogelijkheid om overdraagbare object-gebonden omgevingsvergunningen te verlenen waarmee de vergunninghouder en eventueel diegenen die de recreatiewoning van de vergunninghouder kopen of erven permanent mogen bewonen.
Door middel van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo heeft de gemeente beleidsruimte. Allereerst door de bevoegdheid om beleid op te stellen ten aanzien van recreatiewoningen. Bovendien dient de gemeente bij aanvragen omgevingsvergunning altijd te beoordelen of de aanvraag in overeenstemming is met een geode ruimtelijke ordening.
2. Peildatum Artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van het Bor gewijzigd van voor 31 oktober 2003 naar 1 januari 2019.
Door de wijziging is het mogelijk dat de bewoners van recreatiewoningen die tussen 31 oktober 2003 en 1 januari 2019 zijn gaan bewonen, alsnog een vergunning te verkrijgen.
3. Meerderjarigheidseis uit Artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van het Bor vervallen.
Hierdoor is het voor de personen die na 31 oktober meerderjarig zijn geworden eveneens legaal geworden. Ook komen hierdoor meer personen in aanmerking voor een vergunning voor bewoning van een recreatiewoning.
Het positieve gevolg hiervan is dat gemeenten meer zicht krijgen op bewoners van de recreatiewoningen. Momenteel zijn de bewoners van recreatieparken veelal niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Door deze mogelijkheden krijgen gemeenten meer zicht op de bewoners van de recreatiewoningen en krijgen de bewoners toegang tot sociale voorzieningen.
4. Extra voorwaarden opgenomen ten aanzien van geluidseisen bij recreatiewoningen.
Door het verlenen van een omgevingsvergunning veranderd de recreatiewoning van niet geluidgevoelig in een geluidgevoelig object. De extra voorwaarde die is opgenomen is dat dit niet van toepassing als het geluid van een weg, spoorweg of industrieterrein wordt overschreden.
Inwerkingtreding Omgevingswet
Door deze wijziging wordt de inwerkingtreding van de Omgevingswet overbrugd. Van belang is dat deze wijziging niet de mogelijkheid biedt om een persoonsgebonden en een objectgebonden omgevingsvergunning te verlenen.