In dit artikel bespreken wij een uitspraak van de Raad van State van 1 december 2021 in het kader van een verleende exploitatievergunning voor een horecabedrijf, en wel een dorpscafé. Hierbij gaat het specifiek om de in de APV opgenomen voorwaarde dat de burgemeester rekening moet houden met het karakter van de straat en de wijk, de aard van het horecabedrijf, de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie en de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant van het horecabedrijf.
Bezwaar tegen het dorpscafé
Het Dorpscafé heeft een vergunning aangevraagd voor de exploitatie van het dorpscafé en deze is verleend door de burgemeester. Dit dorpscafé is gevestigd te midden van een rustige omgeving, recht tegenover de woning van appellant. Vroeger bevond zich in dit pand een Partycentrum. Het gemaakte bezwaar van appellant tegen de verleende vergunning is gedeeltelijk gegrond verklaard waardoor de verleende vergunning is gewijzigd. De burgemeester is van oordeel dat de exploitatie van het dorpscafé niet zoveel geluidsoverlast veroorzaakt en dat de woon- en leefsituatie in de omgeving daardoor op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Daartoe heeft de burgemeester van belang geacht dat een horecabedrijf op grond van het bestemmingsplan is toegestaan en dat de activiteiten van het dorpscafé niet tot meer geluidsproductie, verkeersbewegingen en parkeerdruk leiden dan de activiteiten va het partycentrum. Appellant betoogt dat ten onrechte een aantal aspecten, zoals parkeerhinder en hinder van het komen en gaan van bezoekers, wat niet past in een rustige woonwijk, niet is meegewogen.
Beoordeling
Hierin wordt appellant gevolgd door de Afdeling. De burgemeester moet bij het nemen van een besluit op een aanvraag om een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2016 (hierna: de APV) beoordelen of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De burgemeester moet daarbij rekening houden met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf, de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie en de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant van het horecabedrijf.
Verkeerd uitgepakte vergelijking
De burgemeester vergeleek de situatie van het dorpscafé met de situatie van het partycentrum en kwam tot oordeel dat zeker met de wijzigingen, de vergunde activiteiten niet tot meer geluidsproductie, verkeersbewegingen en parkeerdruk zouden leiden dan daarvoor en dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het dorpscafé daarom niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De feitelijke bedrijfsvoering van het partycentrum bleek alleen anders. De burgemeester heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de stelling van appellant, van planologische aard is en daarom buiten de beoordeling van de verleende exploitatievergunning valt. De burgemeester moet bij het oordeel of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het dorpscafé op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, op grond van artikel 2:28, vierde lid, van de APV, rekening houden met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen. Dat heeft de burgemeester niet gedaan. Dat een horecabedrijf op grond van het bestemmingsplan op de betrokken locatie is toegestaan, betekent niet dat de burgemeester voor het verlenen van de aangevraagde exploitatievergunning niet moet toetsen, of het horecabedrijf geen ontoelaatbare nadelige invloed heeft op het woon- en leefklimaat. De burgemeester had daarbij dus rekening moeten houden met het feitelijke karakter van de straat en de wijk waarin het dorpscafé is gelegen.