Met ingang van 1 januari 2023 is lachgas (distikstofmonoxide, CAS-nummer 10024-97-2) toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Hiermee is lachgas sindsdien een softdrug en is het verboden om lachgas binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren, aanwezig te hebben of te vervaardigen.
Maar wat betekent dit voor bedrijven die werken met lachgas en gemeenten? Laten we die eerste vraag meteen beantwoorden: het gebruik van lachgas voor technische doeleinden of als voedingsadditief is niet verboden. Hiervoor zijn in artikel 15a van het Opiumwetbesluit uitzonderingen toegevoegd. Zo mogen aangewezen eindgebruikers (bijvoorbeeld restaurants) maximaal 5 verpakkingen van maximaal 50 ampullen in bezit hebben. Het bezit van grotere hoeveelheden is een aanwijzing dat het lachgas niet bestemd is als voedingsadditief. Het normale gebruik van lachgasampullen onder thuiskoks en thuisbakkers is beperkt. Daarom is bij particulieren het bezit van meer dan 10 ampullen een (sterke) aanwijzing dat het lachgas niet bestemd als voedingsadditief.
Gemeenten
Nu de tweede vraag: wat betekent dit voor gemeenten? In de Model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is in 2021 naar aanleiding van een aangenomen motie van de gemeente Rotterdam een bepaling opgenomen (artikel 2:48a) voor het tegengaan van de overlast die veelal gepaard gaat met het recreatief gebruik van lachgas. De aanleiding hiervoor was onder andere het uitblijven van een landelijk lachgasverbod.
Veel gemeenten hebben in hun Algemene plaatselijke verordening (APV) deze bepaling overgenomen. Andere gemeenten hebben hier een eigen variant op gemaakt. Ook zijn er door gemeenten bepalingen opgenomen die de verkoop van lachgas verbiedt. Nu lachgas onder de Opiumwet valt voorziet artikel 2:74 en 2:74a van de Model-APV in het verbod op het op straat treffen van voorbereidingen voor de handel in hard- en softdrugs en het gebruik van hard- en softdrugs (waaronder nu in beide gevallen ook voor lachgas). De verkoop van lachgas is nu geregeld in de Opiumwet, waardoor dit soort dergelijke bepalingen wel uit een APV dienen te worden gehaald. Deze bepalingen zijn van rechtswege (artikel 122 Gemeentewet) vervallen. Immers geldt dat lagere wet- en regelgeving niet kan voorzien in iets waar hogere wet- en regelgeving in voorziet. Voor het gebruik geldt dit niet, immers stelt de Opiumwet het gebruik van drugs niet strafbaar.
De VNG heeft het voornemen om artikel 2:48a te laten vervallen. Dit maakt de handhaving ook eenduidiger en eenvoudiger. Gemeenten worden verzocht dit artikel uit hun APV te schrappen. Gemeenten die artikel 2:74(a) nog niet in hun APV hebben staan, kunnen deze alsnog opnemen.
Handhaving
Handhaving van de Opiumwet is voorbehouden aan algemeen opsporingsambtenaren zoals de politie en marechaussee. De bepalingen in een APV daarentegen kunnen wel door toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren van gemeenten en andere instanties worden gehandhaafd.
Vervoer en vernietiging (bijvoorbeeld na inbeslagname) van lachgas ligt bij gecertificeerde vervoerders en instanties. Voor het vervoer van lachgas door opsporingsdiensten geldt tot 1 juli 2023 een tijdelijke ontheffing. Momenteel wordt vanuit ministeries gewerkt aan een structurele regeling voor het vervoer van dit soort gevaarlijke stoffen.
Bestuurlijke bevoegdheden
Door het toevoegen van lachgas aan lijst II van de Opiumwet kunnen burgemeesters hun bestuurlijke bevoegdheden op basis van artikel 13b Opiumwet inzetten bij het aantreffen van lachgas in woningen en lokalen. Zo kan er een waarschuwing worden gegeven, een last onder dwangsom opgelegd worden of kan een pand of bijbehorend erf gesloten worden met de toepassing van bestuursdwang.