Op 22 februari 2017 werd door de Tweede Kamer een drietal moties over het alcoholbeleid aangenomen. In de moties werd Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Martin van Rijn verzocht om onderzoek te doen naar de alcoholreclame, financiële middelen beschikbaar te stellen voor alcoholpreventie en onderzoek te doen naar de effectiviteit van de Verklaring van kennis en inzicht sociale hygiëne.
Alcoholreclame
De motie over alcoholreclame werd ingediend door de Tweede Kamer leden Voordewind, Volp en Van der Staaij. In de motie wordt gesteld dat een tal van studies hebben aangetoond dat het drinkgedrag van vooral jongeren wordt gestimuleerd door alcoholreclame en dat zelfregulering van alcoholreclame onvoldoende beschermend werkt. Ondanks het verbod op radio en tv-reclame tussen 6.00 uur en 21.00 uur bereikt alcoholreclame, onder meer via social media, de jongeren in de risicogroep 12-17-jarigen nog steeds. De regering wordt verzocht om onderzoek te doen welke Europese landen maatregelen met betrekking tot alcoholreclame hebben ingevoerd en wat voor effect dit met name op het drinkgedrag van jongeren heeft gehad.
Alcoholpreventie
In de motie over alcoholpreventie van CU-Kamerlid Joël Voordewind wordt gesteld dat het ontmoedigen van overmatige alcoholconsumptie een belangrijk onderdeel dient te zijn van het alcoholpreventiebeleid. De regering wordt verzocht om financiële ondersteuning ter beschikking te stellen uit het Nationaal Preventie Programma ten behoeve van IkPas. IkPas is een initiatief van diverse gemeenten, GGD-en, Instellingen voor Verslavingszorg, het Trimbos-instituut en het lectoraat verslavingspreventie van de hogeschool Windesheim om tijdelijk geen alcohol te drinken. Eveneens wordt financiële steun verzocht aan STAP ten behoeve van het monitoren van de alcoholmarketing in Nederland.
Verklaring van kennis en inzicht sociale hygiëne
De laatste motie die werd aangenomen is de motie van PVDA-Kamerlid Marith Volp over de effectiviteit van de Verklaring van kennis en inzicht sociale hygiëne. De regering wordt verzocht om onderzoek te doen naar de effectiviteit van de Verklaring van kennis en inzicht sociale hygiëne in de praktijk en daarbij te kijken naar de inhoudelijke eisen die worden gesteld aan de verklaring. Tijdens onderzoeken van de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Rotterdam werd geconstateerd dat alcoholhoudende dranken werden verstrekt aan klanten die in kennelijke staat van dronkenschap verkeerden, waardoor in twijfel wordt getrokken of de Verklaring wel bijdraagt aan het op verantwoorde wijze schenken van alcoholhoudende dranken. In de motie wordt gesteld dat er sprake moet zijn van een effectief middel om op verantwoorde wijze alcohol te schenken en te verkopen.