Achtergrond
Appellant was exploitant van de coffeeshop, die op maandag tot en met vrijdag geopend mocht zijn van 07:00 tot 01:00 uur. Bij besluit van 13 december 2013 heeft de burgemeester voor de coffeeshop ambtshalve een nieuwe exploitatievergunning verleend. Volgens de nieuwe exploitatievergunning mag de coffeeshop op maandag tot en met vrijdag geopend zijn van 18:00 uur tot 01:00 uur. Aan de beperking van de openingstijden heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat coffeeshops binnen een loopafstand van 250 m van een school voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs niet langer worden gedoogd. Vooruitlopend op een sluiting worden de openingstijden beperkt.
Afstandscriterium
In een beleidsbrief van 11 december 2012 heeft de burgemeester de gemeenteraad geïnformeerd over het invoeren van een afstandscriterium voor coffeeshops. Omdat het van belang is om de zichtbaarheid van coffeeshops voor scholieren te verkleinen, worden vanaf 1 januari 2014 coffeeshops binnen een loopafstand van 250 m van een school niet langer gedoogd.
In een beleidsbrief van 11 november 2013 heeft de burgemeester de raad nader geïnformeerd dat de sluiting tot een ongewenste druk op andere coffeeshops kan leiden. Daarom zal sluiting van de coffeeshops in fases plaatsvinden. Vooruitlopend op de sluiting zullen de openingstijden voor alle coffeeshops binnen een loopafstand van 250 m vanaf 1 januari 2014 worden beperkt. Die coffeeshops mogen op werkdagen open zijn van 18:00 tot 01.00 uur, zodat zij tijdens en direct na de schooluren niet geopend zullen zijn. Op 18 december 2013 is de raad akkoord gegaan.
Aangevallen uitspraak
In het eerste beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Gemeente Amsterdam (hierna: Apv) bevoegd was de openingstijden van de coffeeshop te beperken. Het gestelde beleid wordt terughoudend getoetst, nu dit beleid democratisch is gelegitimeerd. De rechtbank acht het afstandscriterium bovendien niet onredelijk
Hoger beroep
Appellant betoogt dat het voor de beoordeling van belang is of het afstandscriterium doelmatig is. De rechtbank zou ten onrechte hebben geoordeeld dat voor de beoordeling van het afstandscriterium slechts gaat om consequente toepassing daarvan. Uit een rapport zou blijken dat een afstandscriterium niet zal leiden tot minder softdrugsgebruik onder scholieren, maar alleen tot minder coffeeshops. Dit is een ander doel. De burgemeester heeft in de bezwaarprocedure nagelaten hierop in te gaan.
De Afdeling stelt dat in het advies van de bezwaarschriftencommissie is vermeld dat over het verband tussen de nabije aanwezigheid van een coffeeshop bij een school en softdrugsgebruik onder scholieren, niet betekent dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid. De Afdeling volgt het betoog niet
De burgemeester heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de beperking van de openingstijden kan bijdragen aan de ontmoediging van softdrugsgebruik onder scholieren. Daarbij heeft hij in aanmerking mogen nemen dat deze maatregel een drempel opwerpt voor scholieren om tijdens en direct na de schooluren softdrugs te kopen of te laten kopen. Ook heeft hij in aanmerking mogen nemen dat daarmee wordt voorkomen dat scholieren worden geconfronteerd met de activiteiten van een coffeeshop, zodat zij die niet als normaal gaan zien.
Concluderend
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de maatregel niet kan bijdragen aan ontmoediging. Er kan niet worden geconcludeerd dat invoering van een afstandscriterium geen nut heeft. Gelet hierop bestaat er geen grond te stellen dat het criterium en de openingstijden alleen zou dienen als middel tot vermindering van het aantal coffeeshops. Er bestaat geen grond te stellen dat het beleid niet dient tot bescherming van de scholieren tegen de gevolgen van softdrugsgebruik.