Tijdens werkzaamheden wordt er regelmatig gebruikgemaakt van een hijskraan, hoogwerker, container of andere voertuigen en voorwerpen. Zijn deze voertuigen en voorwerpen nu vergunningplichtig op grond van artikel 2:10 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV)? Hieronder leggen wij uit waar dit artikel uit de (Model-)APV voor bedoeld is.
Op grond van artikel 2:10 APV is het verboden om zonder vergunning de weg, een weggedeelte of een openbare plaats te gebruiken anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. Het doel van dit artikel is het behouden van de bruikbaarheid van de weg, de verkeersveiligheid en het voorkomen van ontsierende situaties. Om deze voorgaande punten te kunnen realiseren, wordt er rekening gehouden met de volgende belangen:
- het behoeden van de staat en werking van de openbare weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg;
- het bevorderen van de verkeersveiligheid;
- het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte;
- het beperken van hinder;
- het beschermen van het aanzien van de openbare ruimte van de gemeente.
Volgens de Model-APV van de VNG wordt in artikel 2:10 APV gesproken over voorwerpen op of aan de weg of op een openbare plaats. Onder ‘voorwerpen’ worden containers, reclameborden, fietsvoorzieningen en voorwerpen die met de grond verbonden zijn, zoals een haag, verstaan. De container, zoals hierboven aangehaald, valt dus onder artikel 2:10 APV. De hijskraan en de hoogwerker vallen daarentegen niet onder artikel 2:10 APV. Dit zijn namelijk voertuigen die de openbare weg niet altijd hinderen en waarbij doorgaand verkeer vaak ongestoord kan doorrijden.
Het kort plaatsen van voorwerpen zoals een hijskraan of hoogwerker kan daarentegen wél geregeld worden via het RVV 1990 en/of een gemeentelijke verordening, indien er sprake is van parkeren (zie hoofdstuk parkeerexcessen uit de Model-APV).