Bestuursrecht en privaatrecht
Met de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) kiest een gemeente hoe om te gaan met de verordeningsbevoegdheid voor het gebruik van de weg. Doorgaans staat hiervoor een bepaling in artikel 2:10 van de APV. Bij gevaarlijk gebruik – bijvoorbeeld door het plaatsen van voorwerpen – kan er een verbodsbepaling gelden. Van dit verbod kan eventueel in uitzonderlijke gevallen een ontheffing worden verleend. Anderzijds kunnen er bij overtredingen bestuurlijke sancties worden opgelegd. Dit beheer brengt een bestuurlijke zorgplicht met zich mee. Het laat onverlet dat er ook een zorgplicht is welke privaatrechtelijk tot uiting kan komen.
Achtergrond van de uitspraak
In de uitspraak van 7 oktober 2016 houdt de Hoge Raad een voorbeeldsituatie tegen het licht. De eiseres stelde de wegbeheerder – de gemeente – aansprakelijk voor schade die zij had geleden doordat zij op straat struikelde over een stroomkabel. De kabels waren van marktkraamhouders en zaten aangesloten op een stroomkast in eigendom van de gemeente. De eis was onderbouwd op de artikelen 6:174 en 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Aansprakelijkheid volgens 6:174 BW
Op grond van artikel 6:174 BW kan de wegbeheerder aansprakelijk zijn voor haar opstal – waaronder de weg, het weglichaam en de weguitrusting – wanneer dit niet voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld én wanneer dit gevaar voor personen of zaken oplevert. De Hoge Raad benadrukt dat deze aansprakelijkheid zich alleen richt op dat wat daadwerkelijk bij de openbare weg behoort. Objecten die geen functie dienen ten behoeve van de weg, zoals elektriciteitskabels en stroomkasten, vallen dan ook niet onder deze reikwijdte.
Aansprakelijkheid volgens 6:162 BW
Ook kan de wegbeheerder aansprakelijk zijn voor schade op grond van haar algemene zorgplicht: de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Dit kan bijvoorbeeld ontstaan uit nalatigheid in hetgeen rechtens is te wijten aan de gemeente; met inachtneming van de zogenaamde Kelderluik-criteria:
- Hoe waarschijnlijk is het dat vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht wordt genomen?
- Hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan?
- Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn?
- Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen?
Deze criteria worden toegepast in de uitspraak: in hoeverre is het aan een gemeente te wijten dat een persoon struikelt over elektriciteitskabels op de weg en daarvan schade ondervindt? De Hoge Raad bevestigt dat de kans dat voetgangers struikelen over goed zichtbare kabels niet groot is. De kans dat daaruit ongevallen ontstaan evenmin. "Struikelen leidt vaak niet tot vallen, en vallen leidt vaak niet tot ernstig letsel''. Daarnaast is er niet afdoende gebleken dat de gemeente veiligheidsmaatregelen had kunnen treffen die het ongeval hadden kunnen voorkomen. Kabelmatten zouden het struikelgevaar niet per definitie verkleinen.
Concluderend
Alhoewel er in de uitspraak geen aansprakelijkheid van de gemeente wordt vastgesteld, benadrukt dit wel de nuance die het verschil kan maken. Naast de publiekrechtelijke regulering moet de privaatrechtelijke zorgplicht niet worden onderschat.