Uitgangspunten DHW
Er moet rekening worden gehouden met drie wettelijke uitgangspunten:
1. Het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse is verboden zonder daartoe strekkende vergunning (artikel 3 DHW);
2. Het is niet verboden zwak-alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse aan particulieren te verstrekken als het gaat om een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk gerede eetwaren voor gebruik ter plaatse en elders dan ter plaatse plegen te worden verkocht, niet zijnde een horecalokaliteit (artikel 18, tweede lid en onder c, DHW).
3. Het is verboden een horecalokaliteit in gebruik te hebben voor het uitoefenen van detailhandel, tenzij het gaat om de verkoop van etenswaren die voor consumptie gereed zijn (artikel 14, tweede lid, DHW);
Vergunning
Een horecabedrijf ziet op de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse. Zonder rechtsgeldige drank- en horecavergunning kan er in een snackbar geen alcoholhoudende drank worden verstrekt voor gebruik ter plaatse.
Gemakshalve gaan we hierna uit van het volgende voorbeeld, een snackbar als:
- horecabedrijf met rechtsgeldige drank- en horecavergunning;
- een inrichting met één horecalokaliteit;
- waarin afhaal en consumptie ter plaatse wordt gecombineerd.
Verkoop zwak-alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse
In het genoemde voorbeeld is sprake van een horecalokaliteit. Dit betekent dat op grond van artikel 18 DHW geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt bij afhaal- en bezorgdiensten. Als het geen horecalokaliteit zou zijn in de zin van de DHW, dan had dit wel gemogen in snackbar. Men moet dus kiezen: of een vergunning aanvragen om alcohol ter plaatse te schenken, of vergunningsvrij zwak-alcoholhoudende drank verkopen voor gebruik elders.
Het uitoefenen van detailhandel
Uitgaande van het voorbeeld is er sprake van een horecalokaliteit. In deze lokaliteit vindt detailhandel plaats in de zin van verkoop van etenswaren die voor consumptie gereed zijn. Op grond van artikel 14 DHW is deze vorm van detailhandel – als uitzonderingsgeval – dus wél toegestaan. Deze uitzondering gaat echter alleen op voor de verkoop van etenswaren die voor directe consumptie gereed zijn. Dit gaat dus niet over een blikje frisdrank of een zakje snoep. Betekent dit dat de verkoop van blikjes frisdrank en/of zakjes snoep in een snackbar met drank- en horecavergunning strijdig is met de DHW? Strikt gezien wel.
In de praktijk
De DHW, de memorie van toelichting en jurisprudentie geven weinig praktische handvatten. Een gepaste benadering kan mogelijk het beste worden gevonden in de feitelijke bedrijfsaard. Als de snackbar daadwerkelijk hoofdzakelijke etenswaren verkoopt die voor consumptie gereed zijn, dan is een ondersteund blikje fris of zakje snoep naar het gedachtegoed van de DHW waarschijnlijk geen probleem. Als de snackbar nu hoofdzakelijk blikjes fris en zakjes snoep zou verkopen, dan is het de vraag of de uitzondering nog wel op kan gaan.