Aanleiding
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld (hierna: het college) heeft uit een proces-verbaal van de politie begrepen dat appellant als bijrijder in een (huur)auto zat waarin onder andere twee schroevendraaiers en handschoenen lagen. Het college heeft vervolgens een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van artikel 45 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Barneveld (hierna: de Apv). Dit artikel verbiedt het om inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben. Veel gemeenten kennen overigens een zelfde soort bepaling in hun Apv. Dit is dan vaak artikel 2:44.
Om hier met een last onder dwangsom op te treden is niet nieuw. Voor zover bekend is de gemeente Putten begonnen met structurele bestuursrechtelijke handhaving van de Apv. Twee van onze medewerkers stonden overigens aan de wieg van de ontwikkeling van deze werkwijze. Eerder heeft de Afdeling uitgesproken dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat het college van de gemeente Putten een last onder dwangsom vanwege het vervoeren van inbrekerswerktuigen had opgelegd. (ABRvS 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:916). Ook tegen andere overtredingen van de Apv treden het college en de burgemeester van de gemeente Putten op deze bestuursrechtelijke wijze op. Zo worden bijvoorbeeld ook aan straatdealers en hun klanten een last onder dwangsom opgelegd. Dit heeft overigens geleid tot Kamervragen. Uit het antwoord van de Minister voor Rechtsbescherming bleek dat de Minister zeker niet tegen deze handelwijze is.
In de uitspraak van de 12 december 2018 (ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4039) zet de Afdeling op duidelijke manier nog eens uiteen dat deze wijze van handhaven in beginsel geoorloofd is en wat de verschillen tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving zijn.
Beoordeling
Eerst geeft de Afdeling aan dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college onder de betreffende omstandigheden, de handschoenen en schroevendraaiers mocht aanmerken als inbrekerswerktuigen. Net als in de uitspraak uit 2016 wordt vermeld dat appellant voorkomt in de politiesystemen. In dit geval komt appellant voor ter zake van 18 delicten en 74 (!) registraties, waaronder inbraken.
De Afdeling maakt nog eens duidelijk dat sprake is van het opleggen van een herstelsanctie en dat dit geen bestraffende sanctie is. Er is dus geen sprake van dubbele bestraffing. Hiermee zit de Afdeling op dezelfde lijn als de Hoge Raad, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 12 december 2017, (HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3122). Beide soorten sancties hebben hun eigen oogmerk en karakter. Een belangrijke conclusie is dat gemeenten met deze handelwijze niet in het vaarwater van het Openbaar Ministerie komen. Dit wordt door de Afdeling nog eens bevestigd door te overwegen dat het opleggen van een last onder dwangsom naast de mogelijkheden van strafrechtelijke vervolging niet onredelijk bezwarend is. Het maatschappelijk belang van het terugdringen van inbraken rechtvaardigt het opleggen van de last onder dwangsom.
Tot slot krijgen we met de uitspraak nog een vingerwijzing over de hoogte van de dwangsom. Een bedrag van € 2.500,- met een maximum van € 10.000,- staat in dit geval in redelijke verhouding tot het ermee te dienen doel.
Uit de uitspraak blijkt dat het bestuursrechtelijk optreden tegen overtredingen van de Apv een toegestane werkwijze is. Dit gaat overigens verder dan alleen optreden tegen inbrekerswerktuigen. Ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan optreden tegen overtredingen als:
- drugs dealen op straat;
- in strijd met de sluitingstijden open zijn van horecabedrijven;
- in strijd met de Apv verstrekken van alcohol door rechtspersonen van para-commerciële aard (zie bijvoorbeeld ABRvS 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2849 en ons artikel over deze uitspraak);
- in strijd handelen met voorschriften van evenementenvergunningen, en
- in strijd handelen met een opgelegd muilkorfgebod.
Kortom, in beginsel kunnen het college en de burgemeester tegen alle overtredingen van de Apv zelf optreden.
Mogelijkheden
Wel moet bedacht worden dat met dit optreden wel de eigen “gemeentelijke” doeleinden moeten worden nagestreefd. De gemeente is niet een verlengstuk of, erger nog, een soort vervanging van het Openbaar Ministerie. Daarnaast is het belangrijk dat op een goede wijze wordt samengewerkt tussen politie en gemeente. Zo biedt de gemeente Putten alle medewerkers van het politieteam een korte cursus “bestuursrechtelijk toezichthouder” aan. Tot slot is het belangrijk dat het instrument herstelsanctie en de verschillende stappen in het proces door de gemeentelijk medewerkers wordt beheerst.
Bureau Horeca Bijzondere Wetten (BHBW) kan gemeenten ondersteunen bij het inrichten van het gehele handhavingsproces (van het houden van toezicht tot en met het optreden in rechte), door het geven van cursussen en door het (tijdelijk) detacheren van medewerkers. Deze werkwijze geeft een gemeente een belangrijk extra instrument om effectief en structureel tegen verschillende overtredingen van de Apv op te treden.