Op grond van artikel 3 Drank- en Horecawet (hierna: DHW) is het verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester een horecabedrijf uit te oefenen. Om in aanmerking te komen voor de drank- en horecavergunning, moet deze inrichting voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur in belang van de sociale hygiëne te stellen eisen (artikel 10 DHW). Deze eisen zijn verder uitgewerkt in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. Maar wat wordt bedoeld met ‘onmiddellijke nabijheid’ zoals benoemd in artikel 7 van dit Besluit?
Artikel 7 Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet
In artikel 7 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet is vastgesteld dat er ten minste twee volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden aanwezig moeten zijn. Deze toiletgelegenheden dienen zich in de onmiddellijke nabijheid van de horecalokaliteit te bevinden. Bij velen is echter onduidelijk wanneer sprake is van het begrip ‘onmiddellijke nabijheid’.
Beoordeling onmiddellijke nabijheid
Om te beoordelen of de toiletgelegenheden zich in de onmiddellijke nabijheid van de horecalokaliteit bevinden, moeten diverse afwegingen worden gemaakt. Niet alleen moet de te overbruggen afstand worden bekeken, maar moet ook de ligging van de toiletgelegenheden en de weg ernaartoe worden meegewogen.
In onderstaand voorbeeld is bepaald dat de toiletgelegenheid niet in de onmiddellijke nabijheid van de horecalokaliteit is gelegen, hetgeen in strijd is met artikel 7 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet (Besluit eisen inrichtingen).
“De toiletten zijn gesitueerd in een ander gebouw achter op het terrein van de horeca-inrichting op een afstand van 56 meter. De looproute gaat over een onverhard/half verhard pad en er is geen verlichting aanwezig.”
Het begrip omvat namelijk het vereiste dat de toiletten zonder omwegen of oponthoud op een kleine afstand van de horecalokaliteit gelegen moeten zijn. Zij hoeven echter niet meer ín de horeca-inrichting te zijn gesitueerd (Staatsblad 2000, 438, blz. 8). In de praktijk bleek namelijk de bepaling dat de toiletten in de inrichting dienen te zijn, problemen op te leveren bij tijdelijke horeca-inrichtingen (zoals kermis- en strandtenten) en bij horeca-inrichtingen in winkelcentra en warenhuizen.
Conclusie
Helaas is op deze vraag geen eenduidig antwoord te achterhalen. Het begrip ‘onmiddellijke nabijheid’ geeft nog te veel aanleiding voor een vrije interpretatie. Het vereiste houdt op hoofdlijnen in dat de toiletgelegenheden zich zonder omwegen of oponthoud op een kleine afstand van de horecalokaliteit dienen te begeven. Het is noodzaak om dit vereiste voor iedere situatie in het bijzonder te beoordelen. Hierbij moeten dan ook alle afwegingen worden meegewogen.