Om antwoord op deze vraag te geven kijken we naar de Drank- en Horecawet. In artikel 1, eerste lid, derde gedachtestreepje van de Drank- en Horecawet staat de begripsbepaling van het slijtersbedrijf.
De omschrijving van het slijtersbedrijf volgens de Drank- en Horecawet is: “de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen;”
Hiermee wordt duidelijk dat het slijtersbedrijf, een slijterij, bedoeld is voor het verstrekken van sterke drank, al dan niet samen met het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse aan particulieren of het verrichten van handelingen die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen.
Om verder antwoord te kunnen geven op deze vraag kijken we even naar de algemene maatregel van bestuur. In 1972 is het Besluit aanvulling slijtersbedrijf in werking getreden. In de artikelen 1 en 2 in dit besluit worden deze handelingen verder toegelicht.
“Als handelingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder slijtersbedrijf, van de Drank- en Horecawet worden aangewezen: het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van drinkglaswerk, schenkmandjes, kurketrekkers, wijnrekjes, afsluitmiddelen voor flessen, koolzuurflessen, koolzuurcapsules, wijnkoelers, shakers, draagtassen, koelboxen en -tassen, onderzetters, papieren servetten, cocktailprikkers, schenkkurken, biertapinstallaties alsmede van voorlichtingsmaterialen over wijn, cocktails, longdrinks en borrelhapjes en van andere dergelijke voorlichtingsmaterialen, een en ander voor zover die verkoop geen overwegend bestanddeel van de bedrijfsuitoefening in de inrichting uitmaakt.”
“Als handeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder slijtersbedrijf, van de Drank- en Horecawet, wordt eveneens aangewezen het bedrijfsmatig verhuren van biertapinstallaties, glaswerk en party-meubilair, een en ander voor zover die verhuur geen overwegend bestanddeel van de bedrijfsuitoefening in de inrichting uitmaakt.”
Hiermee wordt duidelijk dat in het slijtersbedrijf aanverwante producten en voorlichtingsmaterialen mogen worden verkocht. Daarnaast mag het slijtersbedrijf goederen verhuren voor bijvoorbeeld een feestje thuis. In beide gevallen geldt dat die verkoop en verhuur niet meer dan bijzaak moeten zijn. Het verkopen van sterke drank is het hoofddoel. In het slijtersbedrijf mag dus geen ijs, kaas en worst of borrelnootjes etc. worden verkoct.