Hoe werkt het?
Bij de aanvraag voor een Alcoholwetvergunning, zijn paracommerciële instellingen op grond van artikel 9 van de Alcoholwet verplicht om een bestuursreglement in te dienen. Dit is nodig om te waarborgen dat de verstrekking van alcohol in de inrichting tijdens de openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiëne te allen tijde plaatsvindt onder toezicht van op dit gebied gekwalificeerde personen. Het reglement beschrijft afspraken en voorschriften over het schenken van sterke dranken/of zwak-alcoholhoudende dranken. Bij verordening kan een gemeente sterke drank in deze instellingen verbieden.
Een Alcoholwetvergunning is in beginsel onbeperkt geldig. De vergunning vervalt wettelijk gezien als:
- sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;
- gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;
- de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.
In het geval van een wijziging in de bedrijfsvoering of van de bedrijfsvorm kan het zijn dat de vergunning gewijzigd moet worden, denk aan andere leidinggevenden of een verbouwing waardoor een horecalokaliteit verandert in m2. Als er een nieuwe entiteit de exploitatie overneemt is dat reden voor een nieuwe aanvraag door die entiteit. Dat zien we bij deze instellingen nauwelijks.
Paracommerciële instellingen moeten wijzigingen van de leidinggevenden verplicht melden op grond van artikel 30a van de Alcoholwet. Als er veranderingen in de inrichting zijn, dient de instelling ook dat te melden op grond van artikel 30 van de Alcoholwet. Indien de instelling geen melding doet van genoemde wijzigingen moet volgens artikel 31 lid 1 sub d van de Alcoholwet de vergunning worden ingetrokken. Wijzigingen zijn dus geen situatie als bedoeld in artikel 6 van de Alcoholwet en dus is daar de reguliere bezwaarclausule van toepassing.
Bij een vergunningsaanvraag van een paracommerciële instelling vind de wetgever dat de reguliere horeca beschermd moet worden tegen mogelijk ongewenste concurrentie door de paracommerciële instelling. Artikel 6 van de Alcoholwet geeft belanghebbenden, dus ook specifiek de horecaondernemers de mogelijkheid, om voor het definitieve besluit een zienswijze in te dienen. Dit helpt voorkomen dat commerciële belangen eventueel worden geschaad.
Awb ontwerp
Op grond van artikel 6 van de Alcoholwet, dient de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd te worden voordat een Alcoholwetvergunning verleend kan worden aan een paracommerciële instelling. Deze procedure dient alleen gevolgd te worden, indien het gaat om de voorbereiding van een beslissing tot verlening van een vergunning. Indien er voornemen is om de vergunning te weigeren, in te trekken of te wijzigen, dan geldt deze procedure niet. Bij het wijzigen van het aanhangsel, behorende bij de al verleende Alcoholwetvergunning, geldt deze procedure ook niet.
Indien de burgemeester besluit dat de Alcoholwetvergunning verleend kan worden, moet de ontwerp- beschikking, samen met de stukken die daarop betrekking hebben en die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, zes weken ter inzage worden gelegd. De termijn begint te lopen op de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd. Dit wordt gedaan om belanghebbenden de mogelijkheid te geven hun zienswijze in te dienen. Bij de definitieve besluitvorming moeten ingediende zienswijzen meegewogen worden.
De burgemeester moet voorafgaand aan deze terinzagelegging kennis geven van de ontwerpbeschikking (de conceptvergunning). Hij kan de kennisgeving aankondigen in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze belanghebbenden informeren. Deze kennisgeving verstrekt informatie over waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie zienswijzen kunnen indienen en op welke manier dit moet gebeuren.
Het bestuursorgaan dient voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp aan de belanghebbende te versturen op grond van artikel 3:13 van de Awb. Belanghebbenden kunnen schriftelijk of mondeling hun zienswijze over de conceptvergunning indienen bij de burgemeester. De burgemeester kan ook beslissen dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze in te dienen. De burgemeester geeft de aanvrager van de vergunning ook de mogelijkheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.
Wanneer neem je het besluit
Op grond van artikel 3:18 lid 1 van de Awb, indien het een besluit op aanvraag betreft waarop zienswijzen zijn ingediend, dient de burgemeester een besluit op de aanvraag te nemen, gehoord de zienswijzen, zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Volgens artikel 3:18 lid 4 van de Awb, als er geen zienswijzen zijn ingediend, moet het bestuursorgaan zo snel mogelijk nadat de termijn voor het naar voren kunnen brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling doen op de manier, zoals beschreven in artikel 3:12, eerste lid van de Awb en het besluit nemen binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen verstreken is.
Beroep in plaats van bezwaar
De verleende Alcoholwetvergunning wordt ter inzage gelegd en daarna gepubliceerd. Vervolgens nadat een Alcoholwetvergunning verleend is, kan een belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend, in beroep gaan bij de rechtbank. Op grond van artikel 6:13 van de Awb kan een belanghebbende die geen zienswijzen naar voren heeft gebracht zoals beschreven in afdeling 3.4 van de Awb, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld, geen beroep bij de bestuursrechter indienen. Als een belanghebbende dus per ongeluk vergeet om tijdig zienswijzen in te dienen tegen een concept Alcoholwetvergunning aangevraagd door een paracommerciële instelling, dan verliest de belanghebbende vaak daarmee zijn rechten op beroep. Op basis van artikel 6:13 van de Awb kunnen er verschoonbare redenen zijn dat een zienswijze niet tijdig is ingediend. Echter, op basis van jurisprudentie is daar niet snel sprake van. Ziek zijn of op vakantie zijn, worden in de jurisprudentie niet gezien als verschoonbare redenen voor het te laat indienen van een zienswijze.