Het komt regelmatig voor dat gemeenten onrechtmatig handelen richting een burger of bedrijf. Voor deze schade kan de gemeente aansprakelijk worden gesteld. Dit wordt een onrechtmatige (overheids)daad genoemd. De aansprakelijkheid voor een onrechtmatige (overheids)daad is geregeld in artikel 6:162 van het Burgelijk Wetboek (hierna: BW). In dit artikel zijn vijf vereisten opgenomen voor het ontstaan van een verbintenis tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. Dit zijn naast de onrechtmatigheid, de toerekenbaarheid, relativiteit, schade en causaliteit. In dit artikel worden de vereisten van een onrechtmatige (overheids)daad nader toegelicht.
Onrechtmatigheid
Ten eerste moet er sprake zijn van een onrechtmatige daad van de gemeente. Een onrechtmatige daad is aan de orde wanneer het overheidshandelen valt binnen één of meer van de onrechtmatigheidscategorieën zoals genoemd in artikel 6:162 lid 2 van het BW.
Toerekenbaarheid
Van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 van het BW is slechts sprake wanneer de overheid een onrechtmatige daad pleegt die haar kan worden toegerekend. Toerekening is op grond van het derde lid van artikel 6:162 van het BW alleen aanwezig wanneer de gedraging te wijten is aan de schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komt van de overheid.
Relativiteit
Het derde vereiste betreft de relativiteit. Dit vereiste volgt uit artikel 6:162 van het BW en is nader uitgewerkt in artikel 6:163 van het BW. Het relativiteitsvereiste houdt in dat de geschonden norm moet strekken tot bescherming van de benadeelde en het voorkomen van de geleden schade.
Schade
Uiteraard moet er ook sprake zijn van schade. Het vereiste van schade wordt nader uitgewerkt in artikel 6:95 e.v. van het BW. Met het begrip ‘schade’ wordt gedoeld op het feitelijk nadeel dat uit de onrechtmatige daad voortvloeit. De schade wordt begroot door een waardering van de achteruitgang die de benadeelde door het schadevoorval heeft ondervonden. In de rechtspraak luidt de standaardoverweging als volgt: ‘Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat zijn schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval.
Causaal verband
Tot slot kan op grond van artikel 6:162 van het BW in geval van een onrechtmatige daad alleen aansprakelijkheid worden aangenomen voor zover het gaat om ‘schade die de ander dientengevolge lijdt’. Dit betekent dat de schade in causaal verband moet staan met de onrechtmatige (overheids)daad.