In deze maand wordt de uitspraak van de kantonrechter van 25 mei 2022 behandeld. Kan een gemeente een ‘vechtverbod’ opnemen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zodat handhaven makkelijker wordt? Op deze vraag wordt door middel van deze rechtszaak antwoord gegeven. Op 25 mei 2022 is in de rechtbank van Zeeland-West-Brabant de zaak tegen de verdachte behandeld door de kantonrechter. De officier van justitie heeft de verdachte ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 13 oktober 2019 in de gemeente Goes, op een openbare plaats heeft deelgenomen aan een samenscholing en/of zich onnodig heeft opgedrongen en/of heeft gevochten en/of door uitdagend gedrag aanleiding heeft gegeven tot ongeregeldheden. De verdachte heeft daar een ander persoon een kopstoot en vervolgens een rechterhoek gegeven waardoor die persoon het bewustzijn is verloren en op de grond is gevallen. Hierbij overtreed de verdachte artikel 2:1 lid 1 Algemene plaatselijke verordening Goes 2018. De verdachte heeft op 27 december 2019 een brief ontvangen met een boete van 190 euro voor de gepleegde overtreding. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 mei 2022. Bij de uitspraak was de verdachte niet aanwezig.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ondanks het feit dat mishandeling strafbaar is gesteld in artikel 300 Wetboek van Strafrecht (Sr), is er geen sprake van dubbele strafbaarstelling. De officier van justitie vindt dat ‘vechtverbod’ in de APV opgenomen mag worden om zo de verstoring van de openbare orde tegen te gaan. In het verleden was het onderdeel ‘vechten’ uit de APV gehaald, maar doordat de handhaving zonder deze bepaling niet goed kon handhaven, is het er weer in gezet. Ook was het zo dat als een slachtoffer geen aangifte deed de politie moeilijk strafrechtelijk kon optreden. Een ‘vechtverbod’ in de APV maakt het voor de politie toch mogelijk om op te treden in bijvoorbeeld deze zaak.
Oordeel van de kantonrechter
Drie verbalisanten hebben gezien dat de verdachte het slachtoffer een kopstoot en een rechterhoek heeft gegeven waardoor het slachtoffer zijn bewustzijn verloor. Deze handelingen vallen volgens de rechter duidelijk onder het begrip vechten. De definitie van vechten in de Van Dale is ‘’het met wapens of blote handen opnemen tegen elkaar’’. De rechter oordeelt daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft gevochten. De benoemde samenscholing en/of onnodig opdringen en/of uitdagend gedrag aanleiding heeft gegeven tot ongeregeldheden kunnen niet door bewijsmiddelen worden bewezen.
Vervolgens oordeelt de kantonrechter over de vraag of feit ook strafbaar is. De kantonrechter moet beoordelen of het ‘vechtverbod’ dat volgt uit artikel 2:1 lid 1 Algemene plaatselijke verordening Goes 2018 niet in strijd is met hogere regelingen op grond van artikel 121 Gemeentewet. Het ‘vechtverbod’ mag niet overeenkomen met artikel 300 Sr (mishandeling), artikel 306 Sr (verbod op deelnemen aan een vechtpartij of aanval) of artikel 141 Sr (openlijk geweld). Artikel 2:1 lid 1 Algemene plaatselijke verordening Goes 2018 luidt als volgt: “Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.” De Hoge Raad heeft het begrip uitgelegd als het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam. Het is nauwelijks denkbaar om te vechten zonder een dergelijke gewaarwording aan het lichaam. Daarom vallen de strafbare gedragingen in de APV samen met de artikelen 141, 300 en 303 Sr.
De kantonrechter oordeelt het volgende wat betreft de verbodsbepaling opgenomen in de APV. Om strafrechtelijk optreden mogelijk te maken ondanks het feit dat er geen aangifte is gedaan. De genoemde wetsartikelen (artt. 300, 306 en 141) uit het Wetboek van Strafrecht zijn geen klachtdelicten. Dit betekent dat er geen klacht/aangifte van het slachtoffer is vereist voordat het Openbaar Ministerie over kan gaan tot vervolging. Als een aangifte ontbreekt, ontbreekt meestal een belangrijk bewijsmiddel om strafrechtelijk op te treden. Daarnaast als de APV de bewijsnood moet opvangen, is dat voor de kantonrechter een aanwijzing dat ook het motief van de APV, de reden dat de APV bestaat, in het verlengde ligt van de strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht. De kantonrechter oordeelt hierover dat ‘het motief’, strafbaar stellen wat al strafbaar is, buiten de bevoegdheid van de APV valt.
De beslissing
De kantonrechter beslist dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vechten. Het andere ten laste gelegde niet waardoor de verdachte voor de rest wordt vrijgesproken. Verder beslist de kantonrechter dat de bevoegdheid verkeerd is gebruikt door het ‘vechtverbod’ op te nemen in de APV. Dit houdt in dat artikel 2:1 lid 1 Algemene plaatselijke verordening Goes 2018 moet worden aangepast en niet geldt voor deze zaak. Het bewezenverklaarde is dus niet strafbaar waardoor de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.