Omstandigheden
Een exploitant van amusementshallen heeft een zienswijze ingediend in een procedure over een weigering van de burgemeester om een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten te verlenen voor een amusementshal in Utrecht. Deze weigering is gebaseerd op de Wet Bibob. In de zienswijze heeft de exploitant een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob; nu Woo) gedaan. De exploitant wilde inzicht krijgen in de informatie die aan die Bibob-procedure vooraf ging. Specifiek over de correspondentie tussen de burgemeester en het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Naar aanleiding van dit Wob-verzoek heeft de burgemeester enkele documenten verstrekt en medegedeeld niet over andere informatie te beschikken. Volgens de exploitant is deze informatie er wel. Zij maakte bezwaar, maar op 11 januari 2021 heeft de burgemeester dit bezwaar ongegrond verklaard. Vervolgens ging de exploitant in beroep. Onder ‘Uitspraken’ wordt de uitspraak van de rechtbank uiteengezet. Maar nu eerst: hét juridisch kader.
Wet- en regelgeving
Vaak wordt een Wob-verzoek beschouwd als opheffing van een geheimhoudingsplicht. Toch bevat artikel 28 Wet Bibob een bijzondere openbaarmakingsregeling die de Wob opzijzet; “Iedereen die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan.” In artikel 28, tweede lid, van de Wet Bibob is bepaald aan wie gegevens uit een LBB-advies in bepaalde situaties mogen worden doorgegeven; de betrokkene, de derde, de leden van het driehoeksoverleg, de bezwaarschriftencommissie, de rechter en het bestuursorgaan. Schending van deze geheimhoudingsverplichting is strafbaar (artikel 272 Wetboek van Strafrecht). De burgemeester volgde dit kader. Volgens haar valt namelijk de correspondentie met het LBB onder de geheimhoudingsplicht van artikel 28. Om deze reden heeft zij, zoals staat beschreven, het Wob-verzoek van de exploitant geweigerd en medegedeeld niet over andere informatie te beschikken.
Uit deze zaak blijkt dat er in de praktijk onduidelijkheid bestaat over hoe ver de geheimhoudingsverplichting uit de Wet Bibob precies strekt. Zelfs de Afdeling schept verwarring, omdat ze in oudere jurisprudentie aannemen dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat de geheimhoudingsplicht slechts ziet op het LBB-advies. Maar in een latere toelichting op de wijziging van de Wet Bibob alleen het LBB-advies noemen.
Uitspraken
Tijdens de zitting in de rechtbank heeft de burgemeester wederom uitgelegd dat de correspondentie tussen haar en het LBB buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek valt, omdat deze informatie onderdeel is van de Bibob-procedure. De rechtbank heeft de burgemeester verzocht om alsnog te beoordelen of zij die correspondentie openbaar kan maken. Volgens de burgemeester kan dat niet, omdat artikel 28 van de Wet Bibob een bijzondere openbaarmakingsregeling kent die de Wob opzij zet. De rechtbank volgt de burgemeester daarin. Zij is daarom niet toegekomen aan een toetsing aan de Wob. Op 25 november 2021 heeft de rechtbank het beroep van de exploitant ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de exploitant hoger beroep ingesteld. Uiteindelijk bevestigde ook de Afdeling dat de geheimhoudingsplicht van artikel 28, eerste lid Wet Bibob zich niet enkel uitstrekt tot het Bibob-advies. Zij stellen dat onder “gegevens met betrekking tot een derde” ook gegevens die zijn aangeleverd door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voorwerp is van een onderzoek krachtens de Wet Bibob behoren. Hier valt ook de correspondentie tussen de burgemeester en het LBB onder, omdat in deze correspondentie wordt geciteerd uit en verwezen naar informatie uit andere Bibob-adviezen. Volgens de Afdeling zijn dit gegevens met betrekking tot een derde die zijn verkregen in een Bibob-procedure.
Conclusie
Uit deze jurisprudentie blijkt dat wanneer er in correspondentie wordt verwezen naar Bibob-adviezen deze correspondentie ‘gegevens met betrekking tot een derde die zijn verkregen in een Bibob-procedure’ bevat. Hierdoor strekt de geheimhoudingsplicht, bepaalt in artikel 28 Wet Bibob, zich dus over dit soort correspondentie uit.