Ten eerste is het van belang aan te geven wat beleidsregels zijn. In artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht staat beschreven dat onder een beleidsregel ‘’een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan’’ wordt verstaan. Kortom, met beleidsregels als hulpmiddel kan een bestuursorgaan uitleg geven over de manier waarop een bevoegdheid uitgeoefend wordt.
Bij beleidsregels is artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht altijd geldend (inherente afwijkingsbevoegdheid) ‘’handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen’’. Als er een beroep wordt gedaan op dit artikel betekent dit dat er getoetst moet worden of in dit individuele geval de beleidskeuze van het bestuursorgaan evenwichtig en noodzakelijk is. Dit wordt in het boek Tekst & Commentaar Algemene wet bestuursrecht toegelicht. De auteurs van dit boek beschrijven een uitspraak van 17 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2290, AB 2022/362) waarin wordt aangegeven hoe het bestuursorgaan de beoordeling over eventueel toepassen van artikel 4:84 Awb kan uitvoeren. Als eerste dient het bestuursorgaan na gaan of de, in het artikel benoemde, bijzondere omstandigheden zich voordoen. Hieronder vallen zowel de beleidsregel verdisconteerde (factoren of omstandigheden die al zijn meegenomen in het beleid) als niet verdisconteerde omstandigheden (factoren of omstandigheden die nog niet zijn meegenomen in het beleid). Ten tweede moet het bestuursorgaan nagaan of de omstandigheden relevant zijn. Dit kan door de wettelijke bepaling, waarvoor bepaald beleid is geformuleerd, te onderzoeken en te bekijken of deze kwestie daaronder valt. Ten derde moet het bestuursorgaan nagaan of deze relevante bijzondere omstandigheden gelegenheid bieden om van de beleidsregel af te wijken.
In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam vindt de eiseres dat er ten onrechte geen gebruik is gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid van de verweerder. De eiseres voert als argumenten aan de omzetderving en het aanspreken van een andere doelgroep (i.p.v. traditionele horeca). Volgens de rechtbank zijn dit er geen bijzondere omstandigheden waar de eiseres een beroep op kan doen.
Nu duidelijk is dat de inherente afwijkingsbevoegdheid altijd geldt is er dan nog ruimte voor een hardheidsclausule in beleidsregels? Deze vraag wordt in de publicatie “100 Ideeën voor de gemeentelijk regelgever” van prof. mr. Willem Konijnenbelt en de VNG beantwoord. Het antwoord is alleen onder bepaalde omstandigheden ‘ja’. Als bijvoorbeeld blijkt dat er reden is om een bredere hardheidsclausule op te nemen dan artikel 4:84 Awb. Het is dan belangrijk dat in de hardheidsclausule zo nauwkeurig en concreet mogelijk wordt omschreven wanneer de clausule van toepassing is.
Indien er een hardheidsclausule is opgenomen in de beleidsregels betekent dat de toepassing van deze hardheidsclausule voor de toepassing van art. 4:84 Awb gaat. Als er namelijk de hardheidsclausule (ten onrechte) niet is toegepast op een bepaalde kwestie, is dit tegenstrijdig met het eerste gedeelte (handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel) van art. 4:84 Awb (ABRvS 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2894, AB 2024/262).