Vanuit de praktijk werd de volgende vraag gesteld: Kan een zorginstelling, voor het exploiteren van een brasserie, als een paracommerciële rechtspersoon worden aangemerkt zoals geformuleerd in artikel 1 lid 1 sub 2 van de Alcoholwet?
Een paracommerciële instelling, in de Alcoholwet benoemd als paracommerciële rechtspersoon, wordt in art. 1 lid 1 sub 2 van de Alcoholwet begrenzend gedefinieerd als: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Kortom: een instelling die naast activiteiten van educatieve, recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, godsdienstig of levensbeschouwelijke aard een horecafunctie uitoefent.
Naast dit gegeven is het van belang andere voorwaarden in acht te nemen. Denk hierbij aan voorwaarden rondom de feitelijke exploitant, de categorie horeca (kan dit op grond van het omgevingsplan op die locatie?), de technische eisen en voorzieningen van het gebouw.
Als er aan deze voorwaarden is voldaan en de zorginstelling de feitelijke exploitant is, wijzen we graag op ’t volgende: ‘zorg’ is in beginsel geen sociaal-culturele activiteit waardoor de horeca door een zorginstelling, voor hun aanwezigen, niet onder de definitie van een paracommerciële rechtspersoon valt. Volgens de Alcoholwet moet, mits de zorginstelling zelf de feitelijke exploitant is en er bedrijfsmatig en/of tegen betaling alcoholhoudende drank wordt verstrekt voor gebruik ter plaatse, een zorginstelling dus een commerciële Alcoholwetvergunning aanvragen. De realiteit is namelijk vaak dat de horeca niet alleen voor de zorgontvangers maar ook voor zorgbezoekers, het personeel, de leveranciers en/of openbaar toegankelijk is voor anderen. Mede daarom is een commerciële vergunning een verklaarbare keuze van de wetgever.
Andere opties
De zorginstelling zou ook de horeca kunnen uitbesteden, waardoor de uitbater (entiteit) van de feitelijke horeca ergens anders komt te liggen dan bij de zorginstelling. Er moet dus grondig bekeken worden wat het concept is, wie waarvoor verantwoordelijk is en wat dat volgens de Alcoholwet betekent.
Een zorginstelling kan zelf ook overwegen alcoholvrij te willen zijn. Er is soms ook sprake van een verlengde huiskamer als mensen zeer langdurige zorg nodig hebben.
Maatschappelijk ontstaat dan een andere invalshoek die momenteel (weer) in het nieuws is gekomen; hoe gaan we om met alcoholgebruik bij ouderen en wat te doen in situaties dat mensen niet meer thuis kunnen wonen. Die ontwikkelingen blijven we volgen. Het raakt meerdere belangen. De zorginstelling moet daarom zelf afwegen of het schenken van alcohol gewenst is en wie dat vervolgens voor haar rekening en risico mag doen.