Wanneer een gemeente een aanvraag voor een vergunning ontvangt, zal de gemeente toetsen of de aanvraag aan de voorwaarden voor verlening voldoet. Is dat niet het geval, dan zal de vergunning nagenoeg niet worden verleend.
Op 30 mei 2018 heeft de afdeling bestuursrechtspraak in een uitspraak geoordeeld dat deze manier van vergunningverlening in sommige situaties onvoldoende is. In deze specifieke zaak waren er namelijk alternatieve locaties beschikbaar. Het college had de aanvrager hierop moeten wijzen. Dit is niet gebeurd waardoor de aanvrager omzet heeft misgelopen. Volgens de afdeling Bestuursrechtspraak heeft de aanvrager hierdoor recht op een schadevergoeding.
Aanvraag standplaatsvergunning
In de hierboven genoemde zaak had de gemeente Den Haag een aanvraag ontvangen voor een tijdelijke standplaatsvergunning voor de verkoop van dranken en etenswaren ter gelegenheid van een concert van de Amerikaanse muzikant Bruce Springsteen. Het college wees de aanvraag ondanks een ingediende zienswijze, af.
Het college heeft dit besluit genomen op basis van een negatief advies van de wegbeheerder. De wegbeheerder oordeelde dat de locatie niet is geschikt voor een standplaats, onder andere vanwege loopstromen van voetgangers en overig verkeer. De politie heeft daarnaast aangegeven geen verkooppunten te willen op de route van deze loopstromen.
De aanvrager heeft zowel bezwaar en beroep ingesteld tegen het besluit van het college als tegen de uitspraak van de rechtbank.
Alternatieve locaties
De aanvrager voert aan dat vlakbij de door hem aangevraagde locatie wel een verkoopkraam stond tijdens het concert. Voor die specifieke locatie blijkt echter geen vergunning te zijn verleend. De kraam beschikte wel over een standplaatsvergunning voor de overkant van de weg. Daarnaast blijkt dat de wegbeheerder gedurende deze aanvraag wel betrokken is geweest bij het vinden van een alternatieve geschikte locatie. Hierdoor heeft de aanvrager van de kraam uiteindelijk wel een vergunning ontvangen.
Het college geeft toe bij de andere aanvrager wel actief betrokken te zijn geweest bij het vinden van een geschikte locatie terwijl dat bij deze aanvrager niet is gebeurd. Volgens de wegbeheerder geeft iedere wegbeheerder op zijn eigen manier advies en is de een behulpzamer dan de ander.
Volgens de afdeling Bestuursrechtspraak is dit geen afdoende verklaring voor het verschil in beoordeling van beide aanvragen. Volgens de afdeling bestuursrechtspraak heeft het college het besluit om de aanvraag af te wijzen daardoor niet in alle redelijkheid kunnen nemen.
Conclusie
Volgens de afdeling Bestuursrechtspraak komt het college er niet mee weg om de aanvraag af te wijzen zonder de aanvrager te helpen bij het zoeken naar een alternatieve geschikte locatie. In deze zaak speelde mee dat een andere aanvrager wel geholpen is in het vergunningenproces. Een gemeente zal te alle tijden moeten proberen om een vergunning te kunnen verlenen. Mocht dit door welke redenen dan ook niet mogelijk zijn is het raadzaam de aanvrager te helpen zoeken naar alternatieve mogelijkheden.