Achtergrond
In juni 2016 is tweemaal geconstateerd dat het café geopend was zonder dat er een leidinggevende aanwezig was. Dit is in strijd met artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW). In september hebben weer twee controles plaatsgevonden. Er is vastgesteld dat aan meerdere minderjarigen alcoholhoudende drank is verstrekt. Dit is in strijd met artikel 20, eerste lid, van de DHW. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester de drank- en horecavergunning ingetrokken.
Overwegingen
De burgemeester heeft deze besluiten in bezwaar gehandhaafd. Volgens de burgemeester is de caféhouder (hierna: appellant) onverschillig ten aanzien van de regels. Hij beschikt niet over het verantwoordelijkheidsgevoel dat verwacht mag worden van een horecaondernemer. Hij zou daarom van slecht levensgedrag zijn. Nu hij niet langer voldoet aan de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de DHW neergelegde eis, is ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder b, van de DHW de vergunning ingetrokken.
Verder is de intrekking gebaseerd op artikel 31, eerste lid, aanhef en onder c, van de DHW. In de inrichting is alcoholhoudende drank aan minderjarigen verstrekt en deze inrichting is bekend komen te staan als horecabedrijf waar minderjarigen makkelijk aan alcoholhoudende drank kunnen komen. Een inrichting met een dergelijke aantrekkende werking levert gevaar op voor de openbare orde, de veiligheid of de zedelijkheid. Gelet op het dwingende karakter van artikel 31, eerste lid, van de DHW is intrekking van de vergunning geen onevenredige maatregel, aldus de burgemeester.
Betoog van appellant
Appellant betoogt dat de burgemeester ten onrechte stelt dat hij van slecht levensgedrag is. Ook bestrijdt hij dat het café bekend staat als een café waar minderjarigen eenvoudig aan alcohol kunnen komen. Verder heeft hij meerdere leidinggevenden in dienst. De intrekking van de vergunning is onevenredig, aangezien hij hierdoor geen inkomsten meer heeft. Het stempel dat hij door de burgemeester opgedrukt heeft gekregen, heeft ertoe geleid dat zijn drank- en horecavergunningen in Wierden ook zijn ingetrokken. De burgemeester had moeten volstaan met een tijdelijke sluiting of een andere sanctie, aldus appellant.
Uitspraak
Uit verscheidene processen-verbaal die de burgemeester heeft betrokken in de besluitvorming blijkt dat politieagenten hebben waargenomen dat minderjarigen eenvoudig aan alcohol kunnen komen. Verder zijn vijf minderjarigen aangehouden die allen afzonderlijk hebben verklaard dat zij alcoholhoudende drank hebben gekocht bij het café. Ook hadden zij van vrienden gehoord in het café makkelijk alcoholhoudende drank te kunnen kopen.
Gelet hierop volgt de afdeling het standpunt dat het café bekend staat als horecabedrijf waar minderjarigen makkelijk aan alcoholhoudende drank kunnen komen. Het gaat niet om één incident maar om meerdere. De incidenten komen voor risico en rekening van appellant. De wijze en in de mate die is vastgesteld, levert dit een gevaar op voor de gezondheid. Het kan een gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid.
Dat appellant een onverschillige houding heeft aangenomen, betekent niet dat hij van slecht levensgedrag is. Dit is onvoldoende gemotiveerd. Het gevaar voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid levert al voldoende grondslag op voor het intrekken van de vergunning. Het betoog van appellant faalt. Het hoger beroep is ongegrond