Wettelijk kader
Artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet verplicht iedere gemeenteraad om (bij gemeentelijke verordening) regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich bij de verstrekking van alcoholhoudende drank aan moeten houden. De bedoeling van deze regels is om oneerlijke mededinging te voorkomen. Het derde lid geeft drie onderwerpen aan waar deze regels betrekking op moeten hebben:
- de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;
- in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;
- in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Vaak worden deze regels in de Algemene plaatselijke verordening opgenomen. Maar dit kan natuurlijke in een andere verordening.
Ondankbare taak
Het is vervolgens aan de burgemeester om te zorgen dat de paracommerciële rechtspersonen ( bijvoorbeeld de plaatselijke voetbalvereniging) zich aan deze regels houden. Dit is over het algemeen niet de meest dankbare taak in de gemeenschap.
De inkomsten van het verhuren van de kantine zullen bij deze plaatselijke voetbalvereniging en bij haar leden erg welkom zijn. Mensen zullen graag de kantine huren om hun feestje te houden, omdat dit vaak goedkoper is dan bij de reguliere horeca. En daar wringt de schoen. Deze “reguliere horeca”, die zich aan meer regels moet houden dan de paracommerciële horeca, zal dit als oneerlijke concurrentie ervaren.
Handhaving in Deventer
In de gemeente Deventer vraagt de plaatselijke afdeling van de Koninklijke Horeca Nederland aan de burgemeester om op te treden tegen de “Hollandse avonden” die voetbalvereniging IJsselstreek organiseert. Een handhavingsverzoek waar de burgemeester wat mee moet doen en dus ook doet.
In Deventer mogen paracommerciële rechtspersonen op grond van artikel 2:34b, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Deventer (hierna: APV) geen alcoholhoudende drank verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die zijn gericht op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende vereniging betrokken zijn.
Op 22 april en 24 juni 2016 verzoekt de burgemeester twee in burgerkleding geklede toezichthouders naar zo’n Hollandse avond. Zij kopen op 21 april kaartjes in een plaatselijke snackbar om de volgende dag naar binnen te komen en krijgen daarbij te horen dat zij daarmee donateur van de vereniging zijn geworden. Met de gekochte kaartjes komen zij inderdaad naar binnen en constateren zij dat tegen betaling alcoholhoudende dranken worden geschonken. Op geen enkel punt wordt gecontroleerd of zij wel betrokken zijn bij de vereniging.
Op basis van de constateringen legt de burgemeester een last onder dwangsom op. Bij overtreding van de last verbeurt voetbalvereniging IJsselstreek een dwangsom van €10.000. Na het opleggen van de last onder dwangsom gaan de toezichthouders ook naar de avond die op 26 augustus 2016 wordt gehouden en constateren dat (weer) alcoholhoudende drank wordt geschonken. De burgemeester vindt dat een dwangsom is verbeurt en neemt een invorderingsbeschikking om de verbeurde dwangsom van €10.000 in te vorderen. De burgemeester en voetbalvereniging IJsselstreek belanden uiteindelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
Oordeel van de Afdeling
De Afdeling is van mening dat de last onder dwangsom terecht is opgelegd. IJsselstreek stelt dat de Hollandse avonden slechts bedoeld was voor leden, oud-leden, donateurs en sponsors. Uit de ervaringen van de in burgerkleding geklede toezichthouders concludeert de Afdeling dat het mogelijk was zonder effectieve en adequate controle op lidmaatschap kaartjes te verkrijgen en daarmee die avonden te bezoeken. Dit betekent dat die avonden mede gericht waren op personen die niet of niet rechtsreeks bij de vereniging zijn betrokken. Er is inderdaad sprake van een overtreding en de burgemeester heeft terecht een last onder dwangsom opgelegd.
Op 26 augustus 2016 heeft voetbalvereniging IJsselstreek echter geen dwangsom verbeurt. Uit het proces-verbaal van de toezichthouders over die avond blijkt niet dat gecontroleerd voor wie het feest toegankelijk was. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of deze bijeenkomst mede gericht was op personen die niet of niet rechtsreeks bij de activiteiten van IJsselstreek betrokken waren. Volgens IJsselstreek was die avond sprake van een kick-off feest van het nieuwe seizoen voor leden, oud-leden, introducés, donateurs of sponsors. Dit komt overeen met de aankondiging van het feest. De Afdeling vindt dan ook dat de burgemeester onterecht een dwangsom heeft ingevorderd.
Conclusie
Uit de uitspraak blijkt weer hoe belangrijk een goede controle door toezichthouders en vervolgens een goede weergave van deze controle is. Ook blijkt dat het kopen van kaartjes door toezichthouders in burgerkleding en het vervolgens als burger gekleed naar binnen gaan, geen afbreuk doet aan de waarde van hetgeen geconstateerd is. Integendeel, dat dit voor de toezichthouders zo makkelijk mogelijk was, speelt een belangrijke rol. Gesteld zou kunnen worden dat sprake is van een vorm van “uitlokking” (zelfs van een strafbaar feit) door de toezichthouders. Dit heeft echter geen negatieve gevolgen voor de waarde die de Afdeling aan de rapportages van de toezichthouders toekent.
Uit de rapportage die ziet op de avond van 26 augustus 2016 blijkt volgens de Afdeling onvoldoende dat de last is overtreden. De vraag die zich dan onwillekeurig toch opdringt is of er op 26 augustus 2016 inderdaad geen overtreding was of dat het toch meer aan de manier van controleren en/of rapporteren van die avond lag.