Op 2 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een geschil tussen een paracommerciële rechtspersoon en de burgemeester van Den Helder, na een ingetrokken drank- en horecavergunning. De paracommerciële rechtspersoon in deze zaak, een stichting, meent dat er vanwege zwaarwegende financiële belangen sprake is van spoedeisend belang en poogt hiermee de bestreden beschikking te doen vernietigen.
De paracommerciële rechtspersoon
Artikel 4 van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW) geeft opdracht aan gemeenten om in een verordening nadere regels op te nemen, teneinde oneerlijke concurrentie door paracommerciële rechtspersonen te voorkomen. Deze regels hebben onder meer betrekking op de tijdstippen waarop alcoholhoudende drank mag worden verstrekt (artikel 4 lid 3 sub a). In deze zaak zijn die regels uitgewerkt in de Algemene plaatselijke verordening van Den Helder (hierna: Apv). In het geschil tussen de stichting en de burgemeester, wordt onder meer een overtreding van deze artikelen genoemd als reden voor intrekking van de drank- en horecavergunning.
Aanleiding
In de nacht van 1 op 2 december 2018 heeft het voorval waar dit geschil om draait zich voorgedaan. Die avond is de politie twee keer in het pand van de stichting geweest. Daarbij is beide keren een overtreding van onder meer de DHW geconstateerd. De eerste keer is de politie om 2:40 uur naar een melding gestuurd over een ruzie aldaar. De meldster van die ruzie is uit het wijkcentrum gezet door de heer X (op dat moment werkzaam in de stichting). Zij stond buiten met een ander die een flesje bier in zijn handen had en die aangaf dat hij dit bij het wijkcentrum, in beheer van de stichting, had gekocht. Deze situatie bracht de eerste overtreding met zich mee. Het ging onder meer om een overtreding van artikel 13 lid 1 DHW, het verbod op het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik anders dan ter plaatse.
Om 3:40 uur bezocht de politie voor de tweede keer die nacht het wijkcentrum. Ditmaal werd een overtreding van artikel 20 lid 6 van de DHW geconstateerd, hierin staat het verbod om onder invloed dienst te doen in een horecalokaliteit opgenomen. Tevens is een overtreding van artikel 8 lid 6 van de DHW geconstateerd; de leidinggevenden op de vergunning zijn niet langer actueel. De deur tot het wijkcentrum stond open en in het pand zaten ongeveer zes personen aan de bar te drinken. De heer X werd door de politie apart genomen en er werd vervolgens door de politie geconstateerd dat hij in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde. Dit bleek, omdat de man inwendig rook naar alcohol, onvast ter been was, tegen de muur hing en met dubbele tong sprak. Beide keren werd geconstateerd dat er sprake was van overtreding van artikel 4, lid 1, sub a van de DHW bezien in samenhang met artikel 2:34b, lid 1, van de Apv. Het gaat hierbij om overtreding van de schenktijden van paracommerciële rechtspersonen in Den Helder. In Den Helder mag er alcohol worden geschonken bij paracommerciële rechtspersonen tussen 12:00 en 24:00 uur. Naar aanleiding van de verschillende overtredingen van de stichting is de burgemeester bij besluit van 22 februari 2019 overgegaan tot het intrekken van de drank- en horecavergunning.
Geen spoedeisend belang
Verzoekster is van mening dat er sprake is van spoedeisend belang, omdat zij sinds het intrekken van de drank- en horecavergunning op 23 februari jongstleden schade ondervindt in de vorm van gemis aan inkomsten. Zij acht dit gemis aan inkomsten een dreiging van haar voortbestaan. Veel paracommerciële rechtspersonen schenken alcohol in het horecagedeelte van de organisatie om te zorgen voor inkomsten. Het is dan niet vreemd dat de verzoekster in deze zaak meent dat de gemiste inkomsten een dreiging vormen voor het voortbestaan van de paracommerciële rechtspersoon. Echter, dat is geen reden om aan te nemen dat er sprake is van spoedeisend belang, aldus de voorzieningenrechter. Namelijk, het imperatieve karakter van artikel 31 lid 1 sub b van de DHW staat een weging van de financiële belangen in de weg.
Andere gemeenten
Hoe er invulling wordt gegeven aan de regulering van schenktijden van paracommerciële rechtspersonen verschilt per gemeente. Sommige gemeenten trekken schenktijden gelijk met die van commerciële rechtspersonen (schenktijden zijn dan gelijk aan de openingstijden), zoals in de gemeente Dordrecht (artikel 5 van de Drank- en horecaverordening). We zien echter dat de meeste gemeenten de schenktijden anders reguleren, deze zijn dan anders dan de schenktijden voor commerciële rechtspersonen, zoals in de gemeente Den Helder. Ook wordt er geregeld onderscheid gemaakt tussen schenktijden voor verschillende categorieën van paracommerciële rechtspersonen, zoals in de gemeente Eersel (artikel 2:34b van de APV).
Conclusie
In deze zaak is de intrekking van de vergunning geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Met name de overtreding van artikel 8 en het imperatieve karakter van artikel 31 lid 1 sub b DHW, maakte dat de voorzieningenrechter verwacht dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven. Bijzonder hierbij is de overtreding van de schenktijden, omdat dit niet in alle gemeenten op dezelfde manier als overtreding zou gelden.