Oordeel Rechtbank
In eerste aanleg oordeelde de rechter dat de eigenaren van het weiland als overtreders konden worden aangemerkt. De basis hiervoor zou artikel 1a van de Woningwet zijn. Op grond van dit artikel dient een eigenaar van een terrein ervoor te zorgen dat het terrein geen gevaar voor de volksgezondheid of veiligheid vormt. Gelet op het normale spraakgebruik en op de definiëring van een terrein in het Bouwbesluit, overwoog de Rechtbank dat een weiland als een terrein valt aan te merken. Volgens de Rechtbank is voor de overtreding van artikel 1a van de Woningwet niet noodzakelijk dat iemand iets kan worden verweten.
Wat betreft de opruimkosten kwam de Rechtbank tot de conclusie dat de opruimkosten niet verhaald konden worden op de eigenaren nu vaststond dat zij niets te maken hebben gehad met het dumpen van het drugsafval, niet hebben geweten wat er aan de hand was en dat het opruimen van het drugsafval volgens het oordeel van de rechtbank voornamelijk in het algemeen belang gebeurde.
Oordeel Raad van State
Naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank ging de gemeente in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft overwogen dat een weiland niet als terrein kan worden aangemerkt zoals bedoeld in de Woningwet. Het enige bouwsel op het weiland, de omheining, kan volgens de Afdeling namelijk niet gezien worden als bouwwerk. Hierdoor hadden de eigenaren artikel 1a van de Woningwet niet overtreden.
De Afdeling overwoog daarnaast dat het storten van drugsafval op het weiland een overtreding is van artikel 2.1. eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo aangezien het weiland niet is bestemd voor het storten van afval. Volgens de Afdeling kan slechts worden gezegd dat de eigenaren het weiland in strijd met het bestemmingsplan gebruikten als zij wisten of redelijkerwijs konden weten van het strijdig gebruik. Volgens de Afdeling heeft de gemeente niet aannemelijk gemaakt dat hier sprake van was en konden de eigenaren niet aangemerkt worden als overtreders van dit desbetreffende artikel.
De Afdeling concludeerde dat de eigenaren geen wettelijke bepaling hebben overtreden en de gemeente de gemaakte de kosten voor het opruimen van het drugsafval niet op de eigenaren kan verhalen. De gemeente bleef dus zelf zitten met de opruimkosten van het drugsafval.
Conclusie
Voortaan zal het voor gemeenten lastiger worden om de kosten van de opruiming te verhalen op de grondeigenaren. Interessant in deze uitspraak is het toetsingskader. Artikel 1a van de Woningwet bevat een algemene zorgplicht. Welke maatregelen van iemand mogen worden verwacht om aan de zorgplicht te voldoen is afhankelijk van de omstandigheden.
Voor wat betreft artikel 2.1. eerste lid aanhef en onder c van de Wabo wordt gekeken of de eigenaren als functioneel overtreders kunnen worden aangemerkt. Dit houdt in dat de eigenaren kennis moeten hebben van het strijdig gebruik van de grond. De toetsing van dit ‘kenniscriterium’ bij dit artikel lijkt minder streng dan bij andere wetsbepalingen wordt getoetst. Bijvoorbeeld voor een eigenaar waarbij een hennepkwekerij wordt aangetroffen in het door de eigenaar verhuurde pand. In dergelijke gevallen dient een eigenaar aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt, hetgeen in de rechtspraak streng wordt getoetst (ECLI:NL:RVS:2013:BY7996). Bij de toets aan functioneel daderschap bij dit artikel uit de Wabo lijkt de ‘kennistoets’ minder streng en daarbij lijkt de bewijslast niet te liggen bij de eigenaren maar bij het college van burgemeester en wethouders.