De situatie
In augustus dit jaar werd er bij een horecabedrijf in het uitgaanscentrum van Noordwijk een explosief aangetroffen. Tegelijkertijd werd diezelfde avond een explosief tot ontploffing gebracht bij de woning van de exploitant. Dit bleken later handgranaten te zijn. De volgende morgen heeft de burgemeester het horecabedrijf met onmiddellijke ingang voor de duur van twee weken gesloten.
Uit een later opgemaakte bestuurlijke rapportage kwam naar voren dat de dreiging voor verdere escalatie nog steeds actueel was. De burgemeester heeft, na de exploitant in de gelegenheid te hebben gesteld een zienswijze hierover in te dienen, besloten om het horecabedrijf voor de duur van vier weken te sluiten. De exploitant was het hiermee niet eens en heeft een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter.
Het oordeel
In belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid kan de burgemeester in geval van bijzondere omstandigheden tijdelijke sluiting bevelen (art. 2:30 APV Noordwijk 2017). Bij deze afweging komt de burgemeester beleidsvrijheid toe.
Door de voorzieningenrechter werd vooropgesteld dat de vondst van een handgranaat én het daadwerkelijk afgaan van een handgranaat gekwalificeerd kunnen worden als ernstige geweldsincidenten die een grote impact hebben op de directe omgeving. Daarbij werd meegewogen dat het horecabedrijf gelegen is in het uitgaanscentrum en dat – na gedegen onderzoek – deze geweldsincidenten vermoedelijk het gevolg waren van een persoonlijk dan wel zakelijk conflict tussen de exploitant en een derde.
Doordat er nog geen duidelijkheid was ontstaan over de toedracht van de incidenten, oordeelde de voorzieningenrechter dat de burgemeester in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het algemeen belang van de openbare orde dan aan de belangen van de exploitant. Hoewel het financieel belang van de exploitant bij de voortzetting van de exploitatie van de inrichting werd meegenomen door de voorzieningenrechter, werd de beperkte sluiting van vier weken niet disproportioneel geacht.
Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat het niet zo hoeft te zijn dat activiteiten in het horecabedrijf aanleiding moeten zijn geweest tot de verstoring van de openbare orde. Evenmin is het van belang of omwonenden daadwerkelijk een verstoring van de openbare orde en hun veiligheid ervaren hebben.
Wel dient de burgemeester ambtshalve en bij de heroverweging in bezwaar actief na te gaan of nog steeds sprake is van een voor de openbare orde, veiligheid of gezondheid bedreigende situatie, die voortduring van de sluiting van het horecabedrijf noodzakelijk maakt.