Bestuursrechtelijke gang van zaken
De exploitant van een hotel in de betreffende gemeente is voornemens een casino te vestigen in het hotel. De gemeente is verzocht om, vooruitlopend op het verkrijgen van de vergunning voor een casino, medewerking te verlenen aan de exploitatie van een speelautomatenhal. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de gemeente de speelautomatenverordening gewijzigd. Hieraan is een imperatieve intrekkingsgrond toegevoegd voor de exploitatievergunning voor een speelautomatenhal indien onherroepelijk is beslist over het verzoek tot het vestigen van een casino. De vergunning wordt verleend en een concurrerende exploitant gaat in bezwaar en beroep. Na diverse bestuursrechtelijke procedures heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) het hoger beroep van de exploitant gegrond verklaard. Op de grond dat de Wet op de Kansspelen de gemeenteraad niet de bevoegdheid geeft tot het nemen van besluiten in concrete gevallen. De speelautomatenverordening komt ten dele neer op een dergelijk besluit. De besluitvorming berustte mede op dat deel van de verordeningen en kon daarom niet in stand blijven.
Privaatrechtelijke gang van zaken
De concurrerende exploitant vordert schadevergoeding wegens de vernietigde en onrechtmatige besluiten van de gemeente. De schade bestaat uit omzetschade en de gemaakte kosten van rechtsbijstand.
De gemeente stelt dat het zogenoemde condicio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige besluiten en de gestelde schade ontbreekt. Er is geen causaal verband als bedoeld in art. 6:162 lid 1 BW, want er zouden besluiten van gelijke strekking zijn genomen, ook als de gemeente zich bewust was geweest van het door het CBb geconstateerde gebrek van de verordening. Zo onderschrijft ook de rechtbank in eerste aanleg.
Het hof bekrachtigd dit vonnis en overweegt aanvullend dat het standpunt van de gemeente steun vindt in de gemeentelijke besluitvorming en de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedures ná de uitspraak van het CBb. De speelautomatenverordening is gerepareerd en er is een nieuwe exploitatievergunning verleend aan het hotel, welke na bezwaar en beroep in stand is gebleven.
De Hoge Raad concludeert in cassatie echter dat het hof had moeten nagaan wat feitelijk zou zijn gebeurd zonder de normschending. En dat het hof derhalve niet voorbij mocht gaan aan genoemde omstandigheid. Het causaal verband (het condicio sine qua non-verband) moet in een geval zoals hier worden vastgesteld aan de hand van de maatstaf hoe het bestuursorgaan zou hebben beslist of gehandeld indien het niet het onrechtmatige besluit had genomen. Bij deze beoordeling moet worden uitgegaan van het moment waarop het onrechtmatige besluit is genomen. De omstandigheid dat de speelautomatenverordening moest worden aangepast, brengt mee dat de gemeente op dat moment dus niet rechtmatig een vergunning aan het hotel had kunnen verlenen. De overweging van het hof dat die omstandigheid zijn oordeel niet anders maakt, geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Althans dit is zonder nadere motivering niet begrijpelijk. De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie.