In dit artikel gaan we in op een bijzondere wet, de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag of zoals deze voluit luidt: “Wet van 3 april 1996, houdende hernieuwde vaststelling van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag ter aanpassing aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden”.
Staatsnoodrecht
De Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag is tot stand gebracht om uitvoering te geven aan het systeem van staatsnoodrecht. De Nederlandse Grondwet kent sinds 1887 zo’n systeem. In artikel 103, eerste lid van de Grondwet staat dat: “De wet bepaalt in welke gevallen ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid bij koninklijk besluit een door de wet als zodanig aan te wijzen uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd; zij regelt de gevolgen.” Ter uitvoering van deze bepaling is in 1996 de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (CWU) tot stand gebracht.
In de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (CWU) is verder uitgewerkt dat ingeval van deze buitengewone omstandigheden de regering op voordracht van de minister-president bij koninklijk besluit de ‘beperkte’ of ‘algemene’’ noodtoestand kan afkondigen.
Na de afkondiging van de noodtoestand komen er in reguliere wetgeving specifieke ‘noodbepalingen’, dan wel speciale ‘noodwetten’ beschikbaar. Bij een algemene noodtoestand kunnen er ingrijpende bevoegdheden worden gebruikt dan bij de beperkte noodtoestand. Een van die noodwetten is de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (hierna Wbbbg).
Separate toepassing
Een aantal artikelen uit de Wbbbg kunnen ook worden gebruikt zonder het afkondigen van een noodtoestand. Dat is bepaald in artikel 1, eerste lid van de Wbbbg. Dat noemen we de zogeheten separate toepassing. Een voorbeeld hiervan is artikel 8 van de Wbbbg, op grond hiervan kan de Minister van Veiligheid en Justitie en de commissaris van de Koning het vertoeven in de openlucht beperken. Dat is nu gebeurd in de coronacrisis met het instellen van een avondklok middels de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19.
Andere bevoegdheden uit de Wbbbg, die ook separaat van toepassing kunnen zijn, zijn bijvoorbeeld het als minister van Veiligheid en Justitie geven van aanwijzingen aan de commissaris van de Koning en de burgemeester bij de uitoefening van hun bevoegdheden die betrekking hebben op de handhaving van de openbare orde en veiligheid (artikel 7 Wbbbg) óf het bevelen dat een persoon van wie wordt vermoed dat hij of zij de openbare orde en veiligheid ernstig in gevaar zal brengen te bevelen een gebied te verlaten, te verbieden zich daarheen te begeven of daarin terug te keren (artikel 9 Wbbbg).
Alle bevoegdheden uit de Wbbbg staan in hoofdstuk II van de Wbbbg, de artikelen 5 t/m 28. Voordat een bevoegdheid daadwerkelijk kan worden gebruikt zal bij koninklijk besluit het artikel uit de Wbbbg in werking moeten treden en in werking moeten worden gesteld. Op 22 januari 2021 is dat gebeurd met artikel 8 Wbbbg om de avondklok te kunnen invoeren, zie hier het koninklijk besluit.