Jaarlijks vinden er vele evenementen plaats waarbij dieren een onderdeel zijn. Steeds vaker ontstaat daar discussie over wat wel en niet mag. Veel gemeenten claimen dat je terughoudend moet zijn met de inzet van dieren. Daarom bespreken we in dit artikel de vraag: ‘In hoeverre kunnen dieren ingezet worden als onderdeel op een evenement?’. Hierbij gaan we in op de ontwikkeling, het wettelijk kader, de vergunning en handhaving.
Ontwikkeling
Sinds 15 september 2015 is het verboden om rond te reizen met wilde zoogdieren, en hen kunstjes te laten vertonen in circussen en andere evenementen. Steeds meer gemeenten willen evenementen met dieren in het algemeen terugdringen om het dierenwelzijn te bevorderen. Ze willen bijdragen aan dierenwelzijn, maar hun bestuurlijke mogelijkheden hiertoe zijn beperkt. De VNG vraagt daarom om gemeenten meer bevoegdheden te geven om een eigen dierenwelzijnsbeleid te voeren.
Wettelijk kader
De Wet dieren geeft een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen. Artikel 1.3 Wet dieren gaat over de intrinsieke waarde: ‘De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.’
De evenementenvergunninghouder is bij een evenement verantwoordelijk voor alles wat op het evenemententerrein en in de periferie daarvan plaatsvindt. De keuze om dieren te betrekken bij het evenement is aan de partij die de evenementenvergunning aanvraagt. De burgemeester beslist uiteindelijk over die aanvraag.
Vergunning en handhaving
In een uitspraak van de Raad van State wordt bepaald dat aantasting van het dierenwelzijn op zichzelf geen motief is waarop een evenementenvergunning mag worden geweigerd. In de uitspraak wordt bepaald dat de reikwijdte van het begrip ‘openbare orde’ expliciet niet zover gaat dan het welzijn van dieren. Op grond van het specialiteitsbeginsel mag een bestuursorgaan slechts de belangen waarvoor de desbetreffende regeling in het leven is geroepen bij zijn afweging betrekken. Een evenementenvergunning kan dus niet worden geweigerd als er sprake is van een aantasting van sec het dierenwelzijn.
Voor zover er expliciet sprake zou zijn van dierenmishandeling, is het denkbaar dat de weigeringsgrond openbare orde een rol kan spelen. Er moeten dan voldoende aanwijzingen zijn dat er sprake is van dierenmishandeling. Daarbij moet naar de getroffen maatregelen worden gekeken. Elementen die hierin een rol spelen zijn o.a. onderzoek door dierenarts, monitoring, contact met RVO, voldoende beschutting, voedsel en water. Op grond van artikel 2.1 van de Wet dieren is het feitelijk o.a. verboden om dieren onnodig pijn te doen, letsel te veroorzaken, de gezondheid of het welzijn te beschadigen en dieren de nodige zorg te onthouden, te doden of een dier als prijs, gift of beloning uit te reiken. Er is tot op heden geen jurisprudentie die een weigering van een evenementenvergunning op basis van openbare orde in verband met dierenmishandeling onderschrijft.
De genoemde praktische oplossing bij aantasting van het dierenwelzijn kan een verzoek tot handhaving op basis van de Wet dieren worden gedaan.
Op grond van artikel 2 Besluit aanwijzing toezichthouders Wet dieren is de NVWA belast met het toezicht op naleving van de Wet dieren. Volgens het Besluit Houders van Dieren, moeten evenementen waarop gezelschapsdieren (zoogdieren, vogels, vissen, reptielen, amfibieën) tentoongesteld en/of verhandeld worden, aangemeld worden bij de NVWA.