Feiten
Huurder is een huurovereenkomst overeengekomen met een wooncorporatie. Hierbij zijn de algemene huurvoorwaarden van toepassing. Een van de voorwaarden is dat een huurder geen overlast en/of hinder mag veroorzaken voor de buren en andere omwonenden waardoor de wooncorporatie op enige wijze in haar belangen wordt geschaad.
De politie heeft de huurder aangehouden met gasflessen lachgas in zijn auto. Ten gevolge hiervan heeft er een controlebezoek plaatsgevonden, hierbij werden er in de berging van de woning 64 gasflessen met een opslagcapaciteit van 139 liter aangetroffen. De opslag van gevaarlijke stoffen moest verwijderd worden, dit heeft de huurder gedaan.
Wat betoogt de wooncorporatie?
De wooncorporatie wil naast een ontbinding van de huurovereenkomst ook dat de huurder de woning binnen veertien dagen verlaat. De onderbouwing is dat de huurder zich niet als een goede huurder heeft gedragen. Dit om reden dat sprake is geweest van gevaarzettend gedrag door de opslag van lachgasflessen. Daarnaast voert de woningcorporatie aan dat er sprake is geweest van bedrijfsmatige activiteiten. Deze bedrijfsmatige activiteiten zijn het verhandelen en opslaan van gas. Dit heeft tot overlast geleid.
Wat is het verweer van de bewindvoerder?
Bewindvoerder stelt dat huurder niet bekend was met de risico’s van de opslag van lachgas en de van toepassing zijnde regelgeving. Daarnaast geeft hij aan dat er geen sprake was van handel in lachgas en het veroorzaken van overlast. Vervolgens voert bewindvoerder aan dat een belangenafweging in deze omstandigheden in het voordeel van de huurder dient uit te vallen. Ten slotte heeft de bewindvoerder een beroep gedaan op de tenzij-bepaling uit artikel 6:265 BW. Er is hierbij aangevoerd dat sprake was van een eenmalige tekortkoming en dat huurder zijn leven gebeterd heeft.
De beoordeling
Het oordeel van de kantonrechter is dat de huurovereenkomst ontbonden wordt. De huurder dient binnen 28 dagen de woning te verlaten. Een uitgangspunt bij het ontbinden van de huurovereenkomst is dat een tekortkoming van de huurder in de nakoming van de verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (artikel 6:265 lid 1 BW).
De kantonrechter is tot dit oordeel gekomen vanwege de volgende overwegingen. Allereerst heeft de huurder zich niet als goed huurder gedragen door niet te voldoen aan de verplichting op grond van artikel 7:213 BW. Dit om reden dat de huurder had moeten weten dat hij door de opslag van een dergelijk grote hoeveelheid lachgas gevaarzettend heeft gehandeld. Het potentiële ontploffingsgevaar van gas onder druk is namelijk een algemeen bekend feit. Daarnaast was zichtbaar op het etiket dat het gaat om een licht ontvlambaar gas. Door de grote hoeveelheid en het ontbreken van veiligheidsmaatregelen heeft de huurder een kans op gevaar voor zichzelf en omwonenden en beschadiging van de woning gecreëerd. Tevens heeft de politie de aanwezige lachgasflessen in de auto in beslag genomen. Huurder was hierdoor op de hoogte dat het voorhanden hebben van lachgasflessen niet toegestaan is.
Ten aanzien van overlast geeft de kantonrechter aan dat het onvoldoende aannemelijk is dat er sprake is geweest van structurele overlast. Ook verklaart de kantonrechter dat de enkele omstandigheid dat sprake was van een grote hoeveelheid gasflessen onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten. Als laatste heeft de huurder een beroep gedaan op de tenzij bepaling artikel 6:265 BW. De kantonrechter oordeelt dat een tekortkoming uit het verleden niet ongedaan kan worden gemaakt. Daarnaast weegt het woonbelang van de huurder niet op tegen het belang van de wooncorporatie om de huurders een veilige woonomgeving te verschaffen.