Vanaf 1 april jl. zijn gemeenten door wetswijziging formeel verantwoordelijk voor de afvoer en opslag van inboedels die bij woningontruimingen op openbaar gebied komen te staan. De wetswijziging is een positieve ontwikkeling die onduidelijkheid weg neemt ten aanzien van de praktische uitvoering binnen gemeenten bij een woningontruiming. Voorheen was daar nog niets over geregeld, waardoor inboedels bij woningontruimingen vaak op straat achterbleven.
Onduidelijkheid
Voor de wetswijziging was er onduidelijkheid over de achtergebleven inboedels. Binnen gemeenten was de aanpak daarvan verschillend. De meeste gemeenten droegen zorg voor de inboedels door deze op te slaan en na enige tijd te vernietigen. Daarentegen legden steeds meer gemeenten een last onder dwangsom op aan de schuldeisers of de gerechtsdeurwaarders voor het plaatsen van roerende goederen aan de openbare weg. Er ontbrak een specifieke regeling die duidelijkheid verschafte voor wat er met de inboedels van de ontruimde woningen moest gebeuren. Na 1 april jl. is er geen discussie meer mogelijk over de afvoer en opslag van inboedels bij een woningontruiming.
Wetwijziging
De wetswijziging van 1 april 2021 verschaft duidelijkheid binnen gemeenten. Vanaf 1 april jl. zijn gemeenten verantwoordelijk voor de afvoer en opslag van inboedels bij een woningontruiming. Dit is vastgelegd in artikel 556 lid 3 Rv. Het college van burgermeester en wethouders draagt ten laste van de executant zorg voor het meevoeren en opslaan van de roerende zaken die zich in de tot bewoning bestemde ontruimde onroerende zaak bevonden. De artikelen 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de gemeente de inboedel na een woningontruiming afvoert en opslaat. Conform artikel 5:30 lid 1 van de Awb mag verkoop van de inboedel niet eerder dan 13 weken na het meevoeren en opslaan van de inboedel plaatsvinden. Op grond van lid 2 en lid 3 van artikel 5:30 Awb mag de gemeente de inboedel na 2 weken opslag verkopen als de kosten de baten overstijgen. De kosten die de gemeente heeft met de afvoer en opslag van de inboedel kunnen worden doorberekend aan de schuldeiser. De schuldeiser kan de kosten vervolgens weer verhalen op de bewoner.
Nieuwe verplichtingen voor gemeenten
De gemeente neemt bij een woningontruiming een bijzondere positie in. Er komt namelijk een hele nieuwe taak bij voor de gemeenten. De gemeente is vrij om te bepalen hoe zij invulling geeft aan deze wettelijke taak. Om de gemeenten te ondersteunen bij het uitvoeren van het nieuwe beleid heeft de VNG een handreiking opgesteld. Daarnaast heeft de gemeente een algemene zorgplicht voor haar inwoners. Het is daarom van belang dat de gemeente bij woningontruiming haar positie bepaalt op basis van de totale situatie en zich ook bekommert over de bewoner van de ontruimde woning.
Met de wetswijziging is een einde gekomen aan de verschillen in praktische uitvoering binnen gemeenten en de daaruit voortvloeiende rechtsonzekerheid voor huurders, schuldeisers en gerechtsdeurwaarders. De gemeente geeft enerzijds uitvoering aan haar wettelijke taak en is anderzijds hulpverlenend naar de inwoner.