Situatieschets
Op 5 juli 2018 heeft de burgemeester besloten om een supermarkt te sluiten voor de duur van drie maanden en een exploitatievergunning en Drank- en Horecawetvergunningen voor onbepaalde tijd in te trekken. Ten slotte is besloten om vier panden niet langer vrij te stellen van de exploitatievergunningplicht waarbij een openbare inrichting kan worden geëxploiteerd. Dit is te lasten gelegd naar aanleiding van een doorzoeking waarbij een bedrag van totaal €150.655,- en een geladen vuurwapen is gevonden. De exploitant is hiertegen in bezwaar gegaan bij de burgemeester en in beroep bij de rechtbank, maar deze zijn ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de exploitant hoger beroep ingesteld.
De beoordeling van de Raad van State in Hoger beroep
Besluit 1: Sluiting van het pand aan locatie 1.
De exploitant voert aan dat artikel 2:35, eerste lid, van de APV geen betrekking heeft op de bevoegdheid van de burgemeester tot ingrijpen bij acute en concrete dreiging van de openbare orde. Daarnaast betoogt hij dat er geen aanwijzing was dat verstoring van de openbare orde of aantasting van woon- en leefklimaat dreigde. Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 15 november 2017 heeft artikel 2:35, eerste lid, van de APV, ook betrekking op de bevoegdheid tot ingrijpen in het geval dat de dreiging niet acuut is, en overlast, verstoring van de openbare orde of aantasting van woon- en leefklimaat dreigt of aanwezig is.
Beoordeling Raad van State
De burgemeester mocht op grond van artikel 2:35, eerste lid, van de APV het pand voor de duur van drie maanden sluiten. Dit om reden dat er vuurwapens en grote sommen geld zijn gevonden, dit kan gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid van omwonenden. Tevens is sluiting nodig om de bekendheid van het pand als plaats waar vuurwapens en grote sommen geld zijn ongedaan te maken.
Besluit 2 Intrekking van de exploitatievergunning en DHW-vergunningen.
De exploitant betoogt dat de term ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Dit is niet het geval omdat er sprake is van een intrekking van eerder verleende exploitatie- en DHW-vergunningen. Het gaat hierbij om een belastend besluit waarbij een zwaardere motiveringsplicht voor de burgemeester geldt. Artikel 2:28, vijfde lid, aanhef en onder c, van de APV en artikel 31, eerste lid, aanhef en onder b, van de DHW maakt het voor de burgemeester mogelijk om een vergunning in te trekken wanneer een exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is. De burgemeester heeft hierbij beoordelingsruimte, er wordt gekeken naar de feiten en/of omstandigheden. Het is wel van belang dat er hierbij geen strijd mag zijn met artikel 10, eerste lid van de Dienstenrichtlijn. Dit is in geval dat de beoordelingsruimte op inconsistente, niet inzichtelijke, niet met de beginselen van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid overeenkomende wijze gebruik wordt.
Beoordeling Raad van State
De burgemeester heeft terecht op de goede gronden de exploitatievergunning en DHW-vergunning ingetrokken. Het bezit van vuurwapens levert voor eenieder slecht levensgedrag op. De exploitant heeft het tegendeel niet bewezen.
Besluit 3 Aanwijzing van panden als niet vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht.
Er kan op grond van artikel 2:28a, eerste lid, aanhef en onder c, van de APV bepaald worden dat een locatie, pand of gebied niet langer is vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht voor het exploiteren van een openbare inrichting. Exploitant betoogt dat dit besluit onterecht is omdat hij niet van slecht levensgedrag is.
Beoordeling Raad van State
De Afdeling beoordeeld dat er uit eerdere overwegingen in redelijkheid beoordeeld kan worden dat de exploitant van slecht levensgedrag is. Hierdoor zijn de panden op locatie 2,3,4,5 niet langer vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht waarbij een openbare inrichting kan worden geëxploiteerd.
Uitspraak
Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.