Wat eraan voorafging...
Na een aantal (bijt)incidenten heeft de burgemeester hond Cyra gevaarlijk verklaard en een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd. Hierin is opgenomen dat de burgemeester zal overgaan tot het treffen van nadere maatregelen als zich opnieuw bijtincidenten voordoen, zoals het opleggen van een last onder dwangsom of het in beslag nemen van de hond, gecombineerd met een gedragstest. Vervolgens heeft er weer een bijtincident plaatsgevonden, waarbij Cyra betrokken was. Cyra bevond zich niet aangelijnd en zonder muilkorf op straat en is op een andere hond afgerend, waarop deze andere hond Cyra heeft gebeten. Daarop heeft de burgemeester Cyra in beslag genomen op grond van de artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Bij besluit heeft de burgemeester het bezwaar daartegen gegrond verklaard, zijn besluit herroepen en besloten om de hond op basis van de APV, de Beleidsregel en hoofdstuk 5 van de Awb, in bewaring te houden gedurende een jaar na inbeslagneming, tot herplaatsing onder voorwaarden, dan wel tot euthanasie van de hond, als deze niet binnen een jaar wordt herplaatst. Volgens de rechtbank boden de APV, de beleidsregel en hoofdstuk 5 van de Awb geen grondslag voor deze maatregelen, maar konden die, met uitzondering van de euthanasie, wel op artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet worden gebaseerd. De rechtbank heeft daarop het besluit op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen met betrekking tot de inbeslagname en herplaatsing in stand gelaten.
Oordeel van de Afdeling
Bij overtreding van een aanlijn- en muilkorfgebod is een burgemeester in beginsel bevoegd de betreffende hond in beslag te nemen, om zo een herhaling van die overtreding en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving, te voorkomen. Uit de stukken blijkt dat het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod is overtreden. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de burgemeester in beginsel de bevoegdheid toekwam om Cyra op grond van hoofdstuk 5 van de Awb in beslag te nemen.
De Commissie van advies voor de bezwaarschriften heeft de burgemeester geadviseerd ten aanzien van zijn besluit en aangegeven dat Cyra zo spoedig mogelijk teruggebracht diende te worden naar de eigenaren. De Afdeling overweegt dat het de burgemeester vrij stond om dit advies van de Commissie niet te volgen. Volgens vaste rechtspraak dient dan gemotiveerd op grond van welke overwegingen hij besluit hiervan af te wijken. De Afdeling oordeelt dat de burgemeester zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De burgemeester heeft in zijn beslissing op bezwaar nagelaten om de vele meldingen, klachten en incidenten alsnog te concretiseren en de genomen maatregel toe te lichten waardoor het blijft bij één incident. Ook is de burgemeester niet nader ingegaan op het karakter van die overtreding, waarbij Cyra niet zelf heeft gebeten, maar gebeten is. De burgemeester heeft niet toegelicht waarom hij dit anders ziet dan de Commissie. Tot slot heeft de Commissie gemotiveerd uiteengezet waarom de artikelen 5:29 en 5:31 van de Awb, gelet op de omstandigheden van het geval, evenmin aan inbeslagname ten grondslag gelegd konden worden. Hierbij is de Commissie ingegaan op de vraag of sprake was van een spoedeisende situatie, aangezien de burgemeester het aanvaardbaar achtte om met de inbeslagname te wachten tot er een plaats vrijkwam in het asiel. Als grote spoed tot direct handelen zou doen besluiten, had de burgemeester voor een andere verblijfsplaats kunnen kiezen, desnoods tijdelijk, aldus de Commissie. De burgemeester heeft niet toegelicht waarom hij wel grote spoed zag en waarom hij de mogelijkheid van tijdelijke plaatsing ergens anders niet aanvaardbaar of noodzakelijk vond. Ook hier heeft de burgemeester voor een andere uitkomst gekozen dan hem was geadviseerd, zonder dat hij deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij dat heeft besloten.