Evenementen zijn niet meer weg te denken in Nederland en hebben een groot aandeel in de economie en het voorzieningenaanbod in gemeenten. Denk aan kleine lokale wijkfeestjes door buurtverenigingen, non-profitorganisaties welke bezig zijn om ons iets bij te brengen of ons op bijzondere, vaak lokale wijze, te vermaken en aan de grote profit-organisaties. Veiligheid kent die indeling niet, veiligheid moet overal geborgd zijn, en dat maakt deze discussie een lastige. Zijn de eisen reëel, gelden ze in gelijke situaties overal en wie betaald de rekening voor de maatregelen en het aanleveren van de gevraagde stukken? Juist bij evenementen, waarbij we geen heldere specifieke Evenementenwetgeving hadden, merken we dat stap voor stap regels komen die wel die veiligheid borgen.
Maar kom je aan burgerparticipatie, wijkregie en non-profit organisaties dan lijkt er een andere norm te bestaan die veiligheid niet altijd ten goede komt. Visie op evenementen moet dan de veiligheid in de breedste zin uniform borgen. In dit item belichten we ‘slechts’ de constructieve veiligheid, van belang voor iedereen die betrokken is bij evenementen, groot of klein.
Bij evenementen staan vaak technisch zo genoemde, ‘kortdurend bouwsels’ (zie het kopje ‘wettelijk kader’). Deze moeten voldoen aan een specifiek veiligheidsniveau, gerelateerd aan de tijdsduur van het evenement. Tijdelijke bouwsels die bij evenementen vaak geplaatst worden zijn: tenten, decors, podia, tribunes, attracties en kermistoestellen. Kermisattracties (attractietoestellen) vallen onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit (NVWA) en worden getoetst aan de veiligheidseisen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS). Ze moeten geregistreerd zijn bij het Register Attractie- en Speeltoestellen (RAS).
Als de bouwsels niet van deugdelijk materiaal en/of niet conform voorschrift gebouwd zijn, kan dit grote gevolgen hebben voor de veiligheid van de op het evenement aanwezige personen. Het gaat hier over de constructieve veiligheid van deze bouwsels. Wat zijn de regels voor constructieve veiligheid bij evenementen en wie heeft de verantwoordelijkheid hierover?
Wettelijk kader
Tijdelijke bouwsels zijn bouwsels die voor een korte tijd, niet langer dan 31 dagen, bij een evenement komen te staan. Bij de beoordeling van de constructieve veiligheid van tijdelijke bouwsels dient getoetst te worden aan de door het Centraal Overleg Bouwconstructies (Cobc) opgestelde Richtlijn voor Constructieve Toetsingscriteria bij een aanvraag voor een Evenementenvergunning. Deze richtlijn is integraal toepasbaar binnen het gemeentelijk evenementenbeleid en geldt daarmee voor alle tijdelijke bouwsels (behoudens de niet risicovol geachte bouwsels als genoemd in de richtlijn). De richtlijn heeft als doel om eenduidigheid en helderheid te brengen in de verschillen tussen de per gemeente gestelde eisen voor constructieve veiligheid bij evenementen en specifiek duidelijkheid voor organisatoren, bestuurders, toetsers, kortom iedereen in de keten. De Cobc richtlijn bevat een overzicht van NEN-normen en -praktijkrichtlijnen waar tijdelijke bouwsels aan moeten voldoen.
Op grond van de richtlijn kan de gemeente, door deze in uitkeringsbeleid op te nemen, dan wel regels in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) op te nemen, bepalen dat de vergunninghouder bij het gebruiken van bouwsels bij evenementen moet laten zien dat de constructieve veiligheid van de op te richten of te plaatsen bouwsels gewaarborgd is. Vaak worden dan gegevens van die bouwsels opgevraagd.
Bij bouwsels, waarbij de constructieve veiligheid niet relevant is en waarbij er nagenoeg geen risico’s van persoonlijk letsel bij falen is, hoeft er geen constructieve verantwoording te worden afgelegd. Wel moet er bij de plaatsing en het gebruik van zulke bouwsels met de daarbij behorende productcertificaten en/of gebruiksvoorschriften rekening worden gehouden. Bouwsels waarbij de constructieve veiligheid niet relevant is (risico is erg klein), zijn bijvoorbeeld: bouwsels met een vloeroppervlakte kleiner dan 25 m2 en een hoogte kleiner dan 5 m; podia waarvan de vloerhoogte maximaal ca. 1 meter is, een oppervlakte hebben kleiner dan 75 m2 en waarbij geen overkapping of wanden aanwezig zijn; springkussens en waterbakken en marktkraampjes.
Voor bouwsels van 25 tot 50 m2 dient wel een constructieve verantwoording te worden afgelegd. Voorbeelden van zulke bouwsels zijn: grotere tenten, podia(overkapt), grote podiumwagens, maatwerk constructies en hoge podiums. Voor tenten dient er volgens de aanbeveling in de Cobc richtlijn een tentenboek ingediend te worden conform de (brand)veiligheid normen opgenomen in NEN 8020-41/NEN 13782. Voor de toepassing van bestaande regelgeving en normen voor constructieve veiligheid voor podia moet er gekeken worden naar NPR 8020-50 en NPR 8020-51. Tijdelijke bouwsels moeten ook voldoen aan de normen NEN-EN1990 ev., NEN-EN 1991-1-4 en EN13814. De Europese norm EN 13814 bevat de eisen voor de exploitatie en het onderhoud van machines en constructies op kermisterreinen en amusementsparken.
Bevoegd gezag
Anders dan bij een omgevingsvergunning, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WABO, met verwijzing naar de Woningwet en het Bouwbesluit, is een evenementenvergunning gebaseerd op de APV en is daarbij de verlening- en de handhaving een directe bevoegdheid van de burgemeester.
De eindverantwoordelijkheid voor de veilige plaatsing en het veilige gebruik van bouwsels ligt bij de vergunninghouder. Gemeentes kunnen inspecties uitvoeren op de geplaatste bouwsels, zowel vooraf bij de aanvraag, tijdens de opbouw en tijdens het evenement. Indien een bouwsel niet conform de verleende vergunning is geplaatst, niet deugdelijk is geplaatst, of niet voldoet aan de voorwaarden, eisen en normen van de Cobc richtlijn en/of NEN-Normen, is de vergunninghouder verplicht de aanwijzingen van de toezichthouder en/of overig bevoegd gezag op te volgen.
Conclusie
Veiligheid is belangrijk, daar is iedereen het wel mee eens. Hoe we dat samen borgen is een heel andere uitdaging. Samen bekijken hoe we dit regelen, ook voor de kleine vrijwilligersorganisaties, is een uitdaging die we samen moeten aangaan. De richtlijn geeft heldere kaders waar in redelijkheid getoetst moet worden en het is zaak die te implementeren in de lokale beleidsnota’s en regels. Over kennis en kosten daarvoor kunnen lokaal keuzes worden gemaakt. Veiligheid, een verantwoordelijkheid van de organisator, moet door diezelfde organisator, al dan niet met inzet en hulp van de gemeente geborgd worden. Te grote, risicovolle objecten horen wellicht niet altijd thuis op kleinschalige maar broodnodige buurtactiviteiten. Maak constructieve veiligheid bespreekbaar en kom met heldere afspraken zodat het mooie aanbod van evenementen behouden kan blijven. Een brede evenementenvisie zal hierbij helpen.