Omstandigheden
De burgemeester heeft een bedrijfspand gesloten voor 24 maanden op grond van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet. De omstandigheden waaronder de burgemeester dit heeft besloten is dat in het onderverhuurde gedeelte van het pand verboden middelen zijn aangetroffen. Er zijn hierbij in totaal 5,3 g cocaïne, 50 ml morfine, verpakkingsmateriaal, een weegschaal, versnijdingsmiddel, een Bibi-gun en een stroomstootwapen aangetroffen. Twee jaar eerder is er 4,9 gram harddrugs aangetroffen. De verhuurder en appellante waren hiervan niet op de hoogte. De burgemeester heeft dit aangeduid bij het besluit op bezwaar van recidive. Hierbij geldt wel het zogenaamde verbod van Reformatio in Peius. Dit houdt in dat het bestuursorgaan bij de heroverweging in bezwaar de bezwaarmaker niet in een nadeligere positie mag brengen.
Uitspraak rechtbank
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten en dit als noodzakelijk en evenredig kon worden aangemerkt.
Hoger beroep
Appellante voert de volgende standpunten aan:
1. Reformatio in peius. Appellante voert aan dat zij in een slechtere positie is gebracht door het besluit op bezwaar. Bij toekomstige besluiten wordt het recidive meegerekend. Dit kan in de toekomst nadelig uitpakken bij appellante als er onverhoopt weer drugs wordt gevonden. Dit betoog slaagt niet. Als er weer drugs wordt gevonden in het bedrijfspand is er namelijk ook al sprake van recidive doordat er een tweede vondst is (als de eerste niet meegerekend wordt).
2. Een sluiting voor onbepaalde tijd vanwege recidive (gesteld in het Damoclesbeleid van desbetreffende gemeente) is punitief en overschrijdt artikel 13b van de Opiumwet, geeft de appellante aan. Dit punt is niet van belang. Gezien dat er nu geen sprake is van een sluiting van onbepaalde tijd vanwege recidive, maar van 24 maanden.
3. Evenredigheid van de sluiting. Appellante betoogt dat de rechtbank niet heeft beoordeelt of de uitvoering van het Damoclesbeleid wel evenredig is. Er zijn geen verzwarende omstandigheden, er is toezicht gehouden, er is een kleine hoeveelheid drugs gevonden en er is niet aangetoond dat er een loop was naar het pand of andere kenmerken van drugshandel. Dit betoog wordt beoordeeld door de Hoge Raad.
Beoordeling van de Hoge Raad.
1. Noodzakelijkheid van de sluiting. Er dient bij de beoordeling ook de vraag aan de orde te komen of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen volstaan, omdat hiermee ook het beoogde doel kon worden behaald. Er wordt hierbij gekeken of de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Met name is hierbij ‘loop’ naar het pand en bekendheid van het pand als zijnde drugspand aan de orde. In de bestuurlijke rapportage is niet opgenomen dat er meldingen zijn binnengekomen over mogelijke drugshandel vanuit het pand. Er zijn wel attributen aangetroffen, het is de tweede keer dat er harddrugs is aangetroffen en er zijn wapens en een grote hoeveelheid morfine. Hierdoor wordt de sluiting door de burgemeester wel noodzakelijk geacht.
2. Evenwichtigheid van de sluiting. De duur van sluiting moet evenredig zijn. Er dient namelijk een afweging gemaakt te worden tussen de nadelige gevolgen van de sluiting en de omstandigheden die ertoe leiden dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk vind. Er is beoordeeld dat de sluiting van 24 maanden onevenwichtig is. Er staat namelijk tegenover dat de appellante minder verwijtbaar is. De burgemeester heeft de eerste drugsvondst niet geïnformeerd aan appellante. Ook geeft de appellante aan dat zij controles uitvoerde bij het verhuurde gedeelte en door constateringen (zoals harde muziek, en meerdere malen komst politie) is de huurovereenkomst beëindigd. Er kon niet worden verwacht dat er een nog diepgaandere controle zou plaatsvinden. Er is daarom geconcludeerd dat het sluiten voor de duur van 24 maanden niet evenwichtig is.
Conclusie
Het hoger beroep is gegrond. Er was een verminderde noodzaak om het pand voor een lange duur te sluiten. Een sluiting voor de duur van 24 maanden is onevenredig in verhouding tot de met de sluiting te dienen doelen. Het pand mocht voor de duur van maximaal twaalf maanden gesloten worden.