Een mevrouw heeft een horecazaak in Utrecht. Deze horecazaak is in het bezit van een exploitatievergunning voor onbepaalde tijd. Voor deze horecazaak heeft mevrouw een terrasvergunning aangevraagd. De terrasvergunning is geweigerd door het college van burgemeester en wethouders omdat het terras niet voldoet aan de geldende (beleids-)regels ten aanzien van de afmetingen. In de uitspraak die wij in dit artikel uitlichten beoordeeld de rechtbank de vraag of het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van de eerder gedane uitspraak van deze rechtbank, de terrasvergunning op juiste gronden heeft afgewezen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college van burgemeester en wethouders de aangevraagde terrasvergunning heeft mogen afwijzen en wel om het volgende…
Strijd met grenzen behoorlijk bestuur
Mevrouw voert aan dat het college de grenzen van behoorlijk bestuur en procesvoering overschrijdt, omdat verweerder in het bestreden besluit een andere weigeringsgrond aan de afwijzing ten grondslag heeft gelegd. In het primaire besluit heeft verweerder zowel de breedte, als de diepte van het terras aan de afwijzing ten grondslag gelegd terwijl in de beslissing op bezwaar de gevraagde terrasvergunning alleen afgewezen was omdat het terras te breed zou zijn. Hoewel de rechtbank gezien dit feitenverloop de onvrede van eiseres begrijpt, slaagt de beroepsgrond van eiseres niet. In de bezwaarprocedure vindt een volledige heroverweging plaats en het staat verweerder dan ook vrij om de terrasvergunning te weigeren op een andere grond. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de rechtbank in haar uitspraak van 16 februari 2022 ook heeft geoordeeld dat bij een nieuw te nemen beslissing op bezwaar verweerder eventueel dient in te gaan op de diepte van het terras.
Ongeoorloofde inbreuk op bestemmingsplan
Mevrouw stelt vervolgens dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is. Een afwijking of inperking van het bestemmingsplan waarin de bestemming terras is gegeven, kan niet ad hoc geschieden en ook niet via een inrichtingstekening die door verweerder eenzijdig is vastgesteld. Aan eiseres is immers in 2017 gewoon een terrasvergunning verleend. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op de in het bestemmingsplan gegeven terrasbestemming. Het toetsingskader voor een aanvraag voor een terrasvergunning is de Verordening en de Beleidsregel terrassen. In de Verordening en de Beleidsregel terrassen worden andersoortige belangen afgewogen en beschermd, dan in het kader van een bestemmingsplan.
Strijd met artikel 2 van de Beleidsregel terrassen
De rechtbank stelt vast dat in artikel 2 van de Beleidsregel terrassen – voor zover relevant - is bepaald dat om voor een vergunning in aanmerking te komen een terras op een openbare plaats geen beperking of belemmering mag opleveren voor:
· de vrije doorgang van het verkeer;
· het doelmatig en vrije gebruik van de weg;
· andere publieke functies of gebruik van de openbare plaats;
· het uiterlijk aanzien.
De rechtbank stelt verder vast dat het college deze criteria/belangen van artikel 2 van de Beleidsregels terras heeft uitgewerkt in een inrichtingstekening en op basis van die criteria/belangen in die tekening een zone heeft aangegeven waarin een terras aan die criteria is voldaan (de terraszone). Volgens de rechtbank heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat dit terras in strijd is met de vrije doorgang van het verkeer, doordat het buiten de terraszone ligt. Mevrouw voert vervolgens ook aan dat het plein waar het terras zou moeten komen niet als ‘weg’ kan worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het Stationsplein wel onder het begrip weg valt, op basis van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarna voert mevrouw aan dat het Stationsplein onder andere bedoeld is voor terrassen. De rechtbank overweegt hierover dat voldoende gemotiveerd is dat het terras strijd op levert met de andere publieke functies of gebruik van het plein. Mevrouw geeft tenslotte aan dat het uiterlijk aanzien niet wordt belemmerd omdat een argumentatie van welstand niet is aangevoerd. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn redenering dat het Stationsplein een overzichtelijk en leesbaar plein moet zijn waar je je als bezoeker kunt oriënteren en gemakkelijk je weg kunt vinden. Daarmee slaagt ook deze beroepsgrond niet, en kan er door de onderneming geen terras worden ingenomen.