Waar gaat het over?
In deze uitspraak gaat het om een bedrijfspand in Didam. Op 10 april 2020 heeft de landelijke recherche het pand onderzocht. Daarbij is een laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine(olie) aangetroffen dat was opgezet door personen die een pand hadden gehuurd. Het drugslaboratorium is op dezelfde dag door de politie ontmanteld. In de maanden daarna zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Uit een onderzoek is gebleken dat in het pand kwik(II)chloride aanwezig is. Dat is een zeer giftige stof. De eigenaar van het pand is hiervan op de hoogte gesteld, maar hij heeft vervolgens de kwik(II)chloride niet laten verwijderen.
Het college van de gemeente Montferland heeft hierop twee lasten onder dwangsom opgelegd. Last 1 strekt ertoe dat hij de overtreding van artikel 1.1a van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en artikel 1b van de Woningwet in samenhang met artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 beëindigt en beëindigd houdt. Daartoe moet hij alle in het pand aanwezige kwik(II)chloride uit zijn pand laten verwijderen. Last 2 sterkt ertoe dat hij de overtreding van artikel 10.1 Wm beëindigt en beëindigd houdt. Daartoe moet hij de in zijn pand aanwezige (restanten van de) actieve koolfilters en overige gevaarlijke afvalstoffen laten afvoeren naar een daartoe erkende verwerker.
Is de eigenaar van het pand de overtreder?
Dat de eigenaar van het pand zelf niet betrokken is geweest bij de productie van (meth)amfetamine(olie), maakt niet dat hij geen overtreder kan zijn oordeelt de Afdeling. Op grond van sommige wettelijke bepalingen is het onder bepaalde omstandigheden ook verboden om niets te doen. Artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm bevat zo’n bepaling. Op grond van dat artikel is een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Op de zitting is gebleken dat deze eigenaar verschillende panden verhuurt. In zoverre is hij dus een professionele verhuurder, van wie mag worden aangenomen dat hij weet dat bedrijfspanden mogelijk worden gehuurd om daarin aan drugs gerelateerde activiteiten te ontplooien, zoals de exploitatie van een drugslab of een wietplantage. De verhuur werd via internet geregeld door de zoon van de eigenaar. De betreffende eigenaar en zijn zoon hebben geen antecedentenonderzoek gedaan naar de potentiële huurder(s). De betaling die heeft plaatsgevonden, is gedaan met contant geld. Er was daarnaast (nog) geen schriftelijke huurovereenkomst, terwijl het bedrijfspand al wel in gebruik was genomen. De eigenaar heeft niet gecontroleerd waarvoor het pand werd gebruikt door de huurder(s).
Gelet op het feit dat de betreffende eigenaar een professionele verhuurder is, hij de huurder(s) voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst niet zelf ontmoet heeft, hij destijds ook geen antecedentenonderzoek heeft gedaan naar de huurder(s), de huurders alleen contant hebben betaald, er ten tijde van de ingebruikneming van het pand door de huurder(s) (nog) geen schriftelijke huurovereenkomst was en de eigenaar, na aanvang van het gebruik van het pand door de huurder(s), niet of nauwelijks toezicht heeft gehouden op het feitelijk gebruik van het pand door zijn huurders, kan de eigenaar naar het oordeel van de Afdeling ervoor verantwoordelijk worden gehouden dat zijn pand als laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine(olie) is gebruikt. Naar het oordeel van de Afdeling is de eigenaar van het pand onder deze omstandigheden overtreder van artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm. Hij had er immers niet voor mogen kiezen om niets te doen. Het college heeft de eigenaar van het pand daarom terecht aangemerkt als overtreder van artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm en artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet, gelezen in samenhang met artikel 7.22 van het Bouwbesluit. Ook artikel 10.1, eerste lid, van de Wm bevat een bepaling die het onder bepaalde omstandigheden verbiedt om niets te doen om dezelfde reden als hiervoor uiteengezet. Het college heeft de eigenaar daarom ook terecht aangemerkt als overtreder van artikel 10.1, eerste lid, van de Wm oordeelt de Afdeling.