Op 26 september 2022 hebben wij een artikel geschreven over het wetsvoorstel “Verzamelwet VWS 2022’’, waarmee op zeven onderdelen de Alcoholwet werd aangepast. In dat artikel hebben wij de zeven onderdelen kort uiteengeschreven.
In dit artikel kijken we naar wat het wetsvoorstel ''Verzamelwet VWS 2023'' voor de Alcoholwet betekent. Op 16 mei 2023 heeft de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Ernst Kuipers, het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit voorstel wijzigt een aantal wetten op het terrein van het ministerie van VWS, waaronder de Alcoholwet. Het gaat om kleine wijzigingen, bijstellingen en technische verbeteringen aldus het voorstel.
In het voorstel was oorspronkelijk alleen een tekstuele aanpassing in artikel 11d van de Alcoholwet opgenomen. Dit wetsartikel gaat over het erkennen van diploma’s als bewijsstuk met betrekking tot sociale hygiëne.
1. In artikel 11d, tweede lid, van de Alcoholwet wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur».
In de tweede nota van wijziging over dit wetsvoorstel, van 4 september 2023, is dit met vier onderdelen uitgebreid.
2. Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:
2. Het is verboden een horecalokaliteit of een terras tevens in gebruik te hebben voor het uitoefenen van de kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel of het uitoefenen van een van de in het derde lid genoemde activiteiten, dan wel toe te laten dat daarin zodanige handel wordt of zodanige activiteiten worden uitgeoefend, tenzij het betreft:
a. de verkoop van etenswaren die voor consumptie gereed zijn;
b. tabaksproducten en aanverwante producten in de zin van de Tabaks- en rookwarenwet; of
c. oorpluggen, -dopjes of -stopjes die in de gehoorgang kunnen worden geplaatst ter bescherming van het gehoor.
Onder a is een al bestaande uitzondering in de wet. Vanuit horecabedrijven is het hierdoor ook toegestaan om rechtstreeks etenswaren vanuit de horecalokaliteit en vanaf het terras te verstrekken voor onderweg of om mee naar huis te nemen. In de memorie van toelichting van destijds staat hierover: “Voor de horecabranche valt het verstrekken van etenswaren die direct kunnen worden geconsumeerd onder de uitoefening van het horecabedrijf, en niet onder het begrip kleinhandel. Om het verstrekken van afhaalmaaltijden – dat zijn maaltijden die geen nadere bereiding, zoals opwarming elders, behoeven – mogelijk te maken, zijn deze van het verbod van kleinhandel uitgezonderd.”
Onder b wordt voorgesteld om een dubbel verbod te voorkomen. Hierover staat in de toelichting bij dit wetsvoorstel het volgende: Op grond van artikel 7, derde lid, van de Tabaks- en rookwarenwet wordt in het Tabaks- en rookwarenbesluit een verbod opgenomen om tabaksproducten en aanverwante producten te verkopen in verkooppunten waarin in overwegende mate eet- en drinkwaren worden verkocht (zoals supermarkten) en in horeca-inrichtingen. Aangezien de horeca met een vergunning op grond van de Alcoholwet reeds op grond van laatstgenoemde wet geen kleinhandel mag bedrijven, waar ook de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten onder valt, zou ten aanzien van verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten een dubbel verbod komen te gelden met elk een eigen toezichthouder. Namelijk de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) voor het verbod op grond van de Tabaks- en rookwarenwet en de gemeente waarin de horeca-inrichting is gevestigd voor het verbod op grond van de Alcoholwet. Om een dubbel verbod te voorkomen worden tabaksproducten en aanverwante producten uitgezonderd van het kleinhandelsverbod in horeca-inrichtingen met een vergunning op grond van de Alcoholwet. De verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten blijft in die horeca-inrichting verboden (en wordt in alle overige horeca-inrichtingen verboden) op grond van de Tabaks- en rookwarenwet. De NVWA zal toezicht houden op dit verbod.
Onder c zal het mogelijk maken om in horecalokaliteiten de verkoop van gehoorbeschermingsmiddelen toe te staan. De toelichting hierbij luidt: Deze wijziging vindt plaats omdat bezoekers van horeca-inrichtingen blootgesteld (kunnen) worden aan harde geluiden, zoals versterkte muziek. Het gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen is een effectieve maatregel om tinnitus en gehoorschade door blootstelling aan harde muziek te voorkomen. Het is wenselijk dat bezoekers van horeca-inrichtingen met een vergunning op grond van de Alcoholwet, de mogelijkheid hebben tot het ter plaatse aanschaffen van gehoorbeschermingsmiddelen, waarmee zij hun gehoor kunnen beschermen.
Het Ministerie van VWS heeft het Derde Convenant Preventie Gehoorschade Versterkte Muziek ondertekend, waarin onder meer wordt samengewerkt met verschillende brancheverenigingen waarvoor het gebruik van versterkte muziek een grote rol speelt. In het convenant wordt het belang van veilig luisteren naar muziek nagestreefd en zijn er onder andere afspraken gemaakt met de brancheverenigingen om gehoorbeschermingsmiddelen op een laagdrempelige manier beschikbaar te stellen op hun locaties. Deze locaties kunnen ook horeca-inrichtingen zijn. De wijziging past aldus binnen het doel en streven van het convenant.
3. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «, met uitzondering van de kleinhandel in condooms en damesverband,» vervalt.
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het in het eerste lid bedoelde verbod op de uitoefening van de kleinhandel is niet van toepassing op de kleinhandel in:
a. condooms en damesverband;
b. tabaksproducten en aanverwante producten in de zin van de Tabaks- en rookwarenwet;
c. oorpluggen, -dopjes of -stopjes die in de gehoorgang kunnen worden geplaatst ter bescherming van het gehoor.
Artikel 15 stelt eisen aan het combineren van een inrichting in de zin van de Alcoholwet en een winkel of dienstverlener. Op grond van artikel 15 is het verboden de kleinhandel, zelfbedieningsgroothandel of de in artikel 14, derde lid, genoemde activiteiten uit te oefenen in een ruimte waarbij het publiek uitsluitend toegang heeft tot die ruimte door een ruimte te betreden waar alcoholhoudende drank aanwezig is. Dit houdt verband met het verleidingsmotief. Door artikel 15 aan te passen zoals is voorgesteld geldt dit verbod niet ten aanzien van de kleinhandel in condooms en damesverband, tabaksproducten en aanverwante producten en gehoorbeschermingsmiddelen.
4. Artikel 44b, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Artikel 44b van de Alcoholwet gaat over de boetebedragen van de bestuurlijke boete bij overtreding van de Alcoholwet. Bij algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) wordt een bijlage vastgesteld met daarin de omschreven bedragen. Dit uitwerking hiervan zien we terug in bijlage I van het Alcoholbesluit. Met ingang van 1 januari 2024 zijn deze boetebedragen verhoogd nadat deze opnieuw zijn geïndexeerd.
In het derde lid staat dat deze AMvB wordt vastgesteld op voordracht van de minister van VWS, in overeenstemming met de minister van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat de hoogte van de boete een samenhang vertoonde met de transactiebedragen die het Openbaar Ministerie hanteerde in schikkingsvoorstellen. Aanwijzing voor de regelgeving 2.27 bepaald echter dat ten aanzien van de voordracht en ondertekening van een AMvB in delegerende wet geen voorschriften worden gegeven, omdat dit onnodig en ongewenst is. Bovendien voorzien artikel 5:44 Algemene wet bestuursrecht en het kabinetsstandpunt over bestuurlijke boetestelsels al in de wijze waarop bestuurlijke en strafrechtelijke beboeting worden afgestemd. Om deze redenen wordt voorgesteld deze verplichting te laten vervallen. Het vierde lid zal worden vernummerd naar het derde lid.
5. Na de overgangsbepaling in artikel 48d wordt een overgangsbepaling ingevoegd, artikel 48e.
Voordat de gewijzigde Alcoholwet op 1 juli 2021 van kracht werd, gold op grond van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet een minimumoppervlakte-eis voor horecalokaliteiten van 35m2 en voor slijtlokaliteiten van 15m2. In de Drank- en Horecawet stond in artikel 46 een overgangsbepaling voor zaken die al voor 30 september 1967 bestonden, op grond waarvan deze zaken niet aan de oppervlakte-eis hoefden te voldoen. Het kabinet had bij de wijziging naar de Alcoholwet besloten de oppervlakte-eisen te laten vervallen. In de memorie van toelichting is toen ook aangekondigd dat het artikel dat overgangsrecht bevatte voor de oppervlakte-eisen ingetrokken zou worden. Als er geen oppervlakte-eisen meer zijn, is immers ook geen overgangsrecht meer nodig. De Tweede Kamer heeft echter bij de behandeling van de Alcoholwet twee amendementen aangenomen waarmee de minimumoppervlakte-eis voor horecalokaliteiten en slijtlokaliteiten is behouden en rechtstreeks in artikel 10 van de Alcoholwet is komen te staan. De oppervlakte-eisen zijn daarmee weer ‘teruggekomen’, maar artikel 46 waarin het overgangsrecht was geregeld niet.
Uit de behandeling van de Alcoholwet en de toelichting op het amendement blijkt niet dat de indiener van het amendement heeft beoogd het overgangsrecht te schrappen. Aangezien dit onbedoeld is weggevallen en dit voor al lang bestaande kleine horecabedrijven en slijtersbedrijven tot problemen kan leiden, wordt voorgesteld om het overgangsrecht weer op te nemen in de Alcoholwet, ditmaal in artikel 48e.
Naast de Verzamelwet VWS 2023 heeft op 15 december 2023 de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Hugo de Jonge, ook een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd die de Alcoholwet aangaat, namelijk het wetsvoorstel ''Verzamelwet BZK 20XX''. Hierin wordt voorgesteld om in artikel 43 van de Alcoholwet «een besluit als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder a» te vervangen door «een besluit als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdelen a en b,» en wordt tussen «de Staatscourant» en de punt aan het slot ingevoegd «onderscheidenlijk het gemeenteblad». Hierdoor is de burgemeester verplicht om besluiten waarin hij een of meerdere toezichthouders voor de Alcoholwet aanwijst te publiceren in het gemeenteblad.
Op het moment van schrijven zijn beide wetsvoorstellen nog in ‘voorbereiding’. Het is nog onbekend of én wanneer deze wijzigingen definitief in werking zullen treden. Nadat de wetsvoorstellen tijdens de procedurevergadering in de commissies zijn behandeld zal in de Tweede Kamer een plenair debat over de wetsvoorstellen plaats vinden. Nadat deze wetsvoorstellen zijn aangenomen zal de Eerste Kamer zich over deze wetsvoorstellen moeten buigen.