Aanleiding voor dit arrest is dat belanghebbende het niet eens is met de opgelegde aanslagen. Belanghebbende stelt in cassatie dat er geen precariobelasting geheven kan worden voor de ruimte tussen het meubilair op het terras. Het Gerechtshof is daarentegen van oordeel dat voor horeca-terrassen de oppervlakte van het gehele terras in de heffing betrokken kan worden en niet alleen de ruimte die in beslag wordt genomen door het terrasmeubilair.
Stand van zaken
De heffingsambtenaar gemeente Haarlem (hierna: heffingsambtenaar) heeft met dagtekening 31 maart 2011 aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2011 een aanslag precariobelasting (hierna: aanslag) opgelegd. Ook heeft de heffingsambtenaar met dagtekening 29 februari 2012 voor het jaar 2012 een aanslag opgelegd.
Bij uitspraak, gedagtekend 3 juli 2013 op het bezwaar van de belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de aanslag voor het jaar 2009 verminderd en de overige aanslagen (2010 tot en met 2012) gehandhaafd.
Het beroep tegen de uitspraken op bezwaar over de jaren 2009, 2011 en 2012 is door de rechtbank ongegrond verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar over het jaar 2010 is door de rechtbank gegrond verklaard en is de uitspraak op bezwaar vernietigd. Op 10 maart 2016 heeft het Gerechtshof de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
Arrest Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat volgens artikel 228 van de Gemeentewet precariobelasting kan worden geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Uit het bepaalde in artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet volgt dat gemeenten in beginsel vrij zijn om in de belastingverordening de heffingsmaatstaf vast te stellen. Deze bepalingen in de Gemeentewet staan er niet aan in de weg dat in een belastingverordening een andere, ruimere, heffingsmaatstaf voor de precariobelasting wordt neergelegd, dan de oppervlakte van de grond die in beslag wordt genomen door een daarop geplaatst voorwerp. Volgens de Hoge Raad is die heffingsmaatstaf dan ook niet in strijd met het bepaalde in artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet.
Verder is de Hoge Raad van mening dat het bepaalde in de Verordeningen voor precariobelasting ten aanzien van horeca-terrassen evenmin in strijd is met enige andere rechtsregel of met enig rechtsbeginsel. Het sluit aan bij de rechtsgrond van de precariobelasting. Deze grond is namelijk het belasten van het genot van degene die onder, op of boven gemeentegrond voorwerpen heeft. Het is in overeenstemming met die rechtsgrond om bij aaneengesloten horeca-terrassen de oppervlakte van het gehele terras in de heffing te betrekken en niet alleen de ruimte die in beslag wordt genomen door het terrasmeubilair. Van een willekeurige en onredelijke belastingheffing is volgens de Hoge Raad dan ook geen sprake.
Conclusie
Als in de belastingverordening voor precario is geregeld dat bij aaneengesloten horeca-terrassen de oppervlakte van het gehele terras in de heffing wordt betrokken, dat moet een horecaondernemer voor het gehele terras precario betalen. Precariobelasting is in dat geval dus niet beperkt tot alleen de ruimte die in beslag wordt genomen door het terrasmeubilair.