Weigeringsgrond
De burgemeester heeft de aanvraag afgewezen, omdat de aanvrager volgens hem in enig opzicht van slecht levensgedrag is als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de DHW. De burgemeester heeft zich daarbij gebaseerd op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2014 en informatie uit de politieregisters van 5 november 2014. Uit de Justitiële documentatie volgt dat de aanvrager in 2014 is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis voor uitkeringsfraude. Volgens de burgemeester volgt voorts uit de informatie van de politieregisters dat hij in de periode vanaf 2004 tot en met 2014 verdacht is geweest van onder meer eenvoudige mishandeling, bezitsonttrekking, verduistering en oplichting met betrekking tot motorvoertuigen en opzettelijke heling van door misdrijven verkregen voorwerpen. Daarnaast is zijn onderneming als betrokkene aangemerkt bij een overtreding van het kentekenreglement. Verder is hij door een derde in verband gebracht met het telen en transporteren van hennep en heeft hij nog boetes openstaan, aldus de burgemeester. De burgemeester heeft de weigering van de DHW-vergunning in bezwaar gehandhaafd.
Rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvrager in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, van de DHW was de burgemeester daarom gehouden de DHW-vergunning te weigeren.
Bestrijding van het oordeel
De aanvrager stelt dat artikel 3 van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 een uitputtende opsomming aan feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden beoordeeld of een leidinggevende van slecht levensgedrag is. Nu de hierin opgesomde omstandigheden zich niet voordoen zou de vergunning niet mogen worden geweigerd.
Hij betoogt voorts dat op grond van een samenvatting van de politieregisters niet kan worden geconcludeerd dat hij in enig opzicht van slecht levensgedrag is; deze samenvatting zou slechts laat zien dat hij in sommige zaken als verdachte is aangemerkt. Zo zou het goed mogelijk kunnen zijn dat deze informatie gebaseerd is op onjuiste informatie welke een concurrent over hem aan de politie heeft verspreid. Verder voert hij aan dat hij in hoger beroep is vrijgesproken van uitkeringsfraude, waardoor dit feit niet als grondslag voor de weigering mag worden gebruikt.
Uitspraak van de Afdeling
De Afdeling overweegt dat bij of krachtens de DHW geen nadere omschrijving is gegeven van de eis dat leidinggevenden niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Er zijn dan ook geen beperkingen gesteld aan de feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken. Een strafrechtelijke veroordeling is niet vereist. Gelet hierop bevat het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, anders dan wordt betoogd, geen uitputtende regeling.
Bij de beoordeling van het levensgedrag, heeft de burgemeester de samenvatting uit de politieregisters van belang mogen achten. Gelet op de aard en de hoeveelheid van de strafbare feiten waarvan hij is verdacht, hetgeen waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld en de lange periode waarover dit alles is verspreid komt de Afdeling tot haar oordeel. Ondanks dat de aanvrager in hoger beroep van uitkeringsfraude is vrijgesproken, stelt de Afdeling dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake is van slecht levensgedrag. De burgemeester was gehouden de DHW-vergunning te weigeren en het hoger beroep is ongegrond.