Vorige maand hebben we geschreven over de verstrekking van justitiƫle gegevens bij een aanvraag voor een ontheffing in de zin van artikel 35 Drank- en Horecawet. Maar hoe zit het nu eigenlijk met de verstrekking van politiegegevens?
Aanvragen
Met een blik op de Drank- en Horecawet (hierna: DHW) zijn er drie aanvragen welke politiegegevens behoeven voor een gepaste beoordeling:
- de aanvraag voor een drank- en horecavergunning in de zin van artikel 3 DHW;
- de aanvraag tot het bijschrijven van een leidinggevende in de zin van artikel 30a DHW; en
- de aanvraag voor een ontheffing in de zin van artikel 35 DHW.
Deze drie aanvragen verwachten immers elk een toetsing van het levensgedrag van de persoon of personen welke vermeld zullen worden op de beschikking.
Algemene toetsing
Bij een nieuwe aanvraag stelt artikel 16, eerste lid, onder c van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) dat politiegegevens te allen tijde aan burgemeesters kunnen worden verstrekt wanneer zij dit behoeven:
- in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie; of
- in het kader van de handhaving van de openbare orde.
De omvang van deze informatie is niet expliciet vastgesteld.
Artikel 3 DHW
In het kader van de verlening, weigering of intrekking van een DHW-vergunning stelt artikel 4:3, vijfde lid, van het Besluit politiegegevens (hierna: Bpg) expliciet dat aan de burgemeester politiegegevens kunnen worden verstrekt welke zijn verwerkt op grond van:
- Uitvoering van dagelijkse politietaak (art. 8 Wpg);
- Onderzoek in verband met de handhaving van de rechtsorde in een specifiek geval (art. 9 Wpg);
- Inzicht in de betrokkenheid van personen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de rechtsorde bij:
- het beramen of plegen van misdrijven (art. 10 Wpg, eerste lid, onder a);
- handelingen die, gezien hun aard of frequentie of het georganiseerde verband waarin zij worden gepleegd, een ernstige schending van de openbare orde vormen (art. 10 Wpg, eerste lid, onder c).
- Verder voor (Art. 13, eerste lid, Wpg):
- het vaststellen van eerdere verwerkingen ten aanzien van eenzelfde persoon of zaak, onder meer ter bepaling van eerdere betrokkenheid bij strafbare feiten;
- het ophelderen van strafbare feiten die nog niet herleid konden worden tot een verdachte;
- identificatie van personen of zaken;
- het onder de aandacht brengen van personen of zaken met het oog op het uitvoeren van een gevraagde handeling dan wel met het oog op een juiste bejegening van personen;
- het uitvoeren van taken ten dienste van de justitie.
Artikel 30a DHW
Bij het toetsen van een nieuwe leidinggevende kan eveneens worden teruggevallen op de algemene bevoegdheid tot verstrekking van artikel 16 Wpg. Het bijschrijven van een leidinggevende ziet echter niet op de verlening, weigering of intrekking van een DHW-vergunning. Artikel 31, eerste lid, onder b, DHW stelt wel dat de vergunning wordt ingetrokken wanneer de leidinggevende niet aan het levensgedrag-vereiste voldoet in de zin artikel 8, eerste lid, onder b, DHW. Het besluit tot het toevoegen van een leidinggevende op het aanhangsel is echter op zichzelf geen besluit tot het verlenen, weigeren of intrekken van de vergunning. Daarmee blijkt dat verstrekking van de verwerkte politiegegevens, in de zin van artikel 4:3 Bpg, eigenlijk niet kan geschieden bij de aanvraag voor het bijschrijven van een leidinggevende op de DHW-vergunning.
Artikel 35 DHW
Bij de aanvraag voor deze ontheffing kan met zekerheid worden gesteld dat er niet per definitie een verband bestaat tussen de ontheffing en de verlening, weigering of intrekking van een DHW-vergunning. Artikel 4:3 Bpg is onmiskenbaar niet van toepassing. Het is echter de vraag tot hoever de informatieverstrekking kan geschieden op grond van het algemene artikel 16, eerste lid, onder c Wpg. Het Besluit politiegegevens licht hier niets op toe. De wetgever heeft de toets van het levensgedrag bij een aanvraag in de zin van artikel 35 in ieder geval niet expliciet gericht tot verstrekking van politiegegevens tot in de verwerkte details die artikel 4:3 Bpg toelaat.
Concluderend
De Wpg in samenhang met artikel 4:3 van het Bpg biedt niet in alle gevallen dezelfde grondslag voor het verstrekken van politiegegevens ter beoordeling van het levensgedrag . Het is echter de vraag in hoeverre het toelaatbaar is om artikel 8, eerste lid, onder b, DHW lichter te toetsen bij een aanvraag in de zin van artikel 30a DHW dan een aanvraag op grond van artikel 3 DHW. Hoe kan een burgemeester verantwoorden dat de levensgedrag toets voor het bijschrijven van een leidinggevende minder ver gaat dan de toets voor een nieuwe aanvraag? Het gaat immers om exact hetzelfde vereiste van artikel 8 DHW. Nu de opzet van het Bpg aanzienlijk verder teruggaat dan de introductie van het aanhangsel bij de drank- en horecavergunning kan er worden gesteld dat de wetgever deze beperking niet als zodanig heeft beoogd.