Hierbij presenteren we de resultaten van de BHBW Monitor Drank- en Horecawet. Een meerderheid van de gemeenten geeft aan dat de Drank- en Horecawet op veel punten aangepast moet worden. Toezicht, zeker op de leeftijdsgrenzen schiet nog tekort.
Op 1 januari 2013 is de nieuwe Drank- en Horecawet in werking getreden. Met de benodigde wijzigingen is de gemeente, in casu de burgemeester, verantwoordelijk geworden voor de drank- en horecavergunningen, het toezicht en de toepassing van vernieuwde handhavingsinstrumenten. De impact van de wijziging is niet echt als groot ervaren, laten gemeenten teveel kansen liggen? Een meerderheid van de gemeenten geeft wel aan dat de Drank- en Horecawet op veel punten aangepast moet worden. Toezicht, zeker op de leeftijdsgrenzen schiet nog tekort.
Dit blijkt uit de Monitor Drank- en Horecawet 2016, die Bureau Horeca Bijzondere Wetten (BHBW) heeft uitgevoerd. Aan deze monitor hebben 138 gemeenten meegewerkt.
Toezicht en handhaving
EĆ©n van de belangrijkste speerpunten van de Drank- en Horecawet is het tegengaan van alcoholmisbruik onder de jeugd. Waar de Drank- en Horecawet handhavingsinstrumenten biedt, wordt een geconstateerde alcoholovertreding door een minderjarige vaak afgedaan met een mondelinge waarschuwing. 48% van de ondervraagden geeft aan dat er zo goed als geen wettelijke maatregelen worden genomen tegen jongeren onder de 18 die alcoholhoudende drank op een voor het publiek toegankelijke plek aanwezig hebben. 11% neemt in dit geval zelfs geen enkele maatregel!. Het merendeel van de ondervraagden geeft verder ook aan dat er in de gemeente minder dan slechts 1 FTE beschikbaar is voor het toezicht. Een meerderheid geeft bovendien aan dat de functie Toezichthouder Drank- en Horecawet beperkt wordt door de koppeling aan de bevoegdheid Buitengewone Opsporingsambtenaar. Zijn de mogelijkheden voor toezicht te beperkt of wordt de noodzaak onvoldoende erkend?
Drank- en horecavergunningen
Met het verlenen van drank- en horecavergunningen en artikel 35 ontheffingen worden vaak wettelijke knelpunten ervaren. Zo geeft de versoepeling van eisen voor leidinggevenden ook ruimte om daar misbruik van te maken. Een opvallende 78% geeft aan dat de burgmeester de bevoegdheid zou moeten krijgen om nadere regels te stellen bij drank- en horecavergunningen. De wet alleen biedt onvoldoende mogelijkheden. Bovendien geeft 76% aan dat de verplichte maandenlange procedure voor vergunningen aan een specifieke groep stichtingen en verenigingen geen enkele meerwaarde heeft (de uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor paracommerciƫle rechtspersonen). 21% kiest er zelfs voor om deze wettelijk verplichte procedure niet toe te passen. Voldoende signalen dat het anders moet in de Wet bij de bepalingen rond vergunningverlening.
Concluderend
Ondanks de genoemde cijfers geeft 97% van de ondervraagden aan dat de Drank- en Horecawet niet kan worden afgeschaft. Daarbij stelt 86% dat de wet een goede basis biedt voor het horecabeleid. Alhoewel de basis van de wet grotendeels in orde lijkt kan er niet anders worden gesteld dat er cruciale punten zijn die ruim 3 jaar na inwerkingtreding toe zijn aan grondige actualisatie middels een wetswijziging. Kwantiteit en kwaliteit van toezicht en het doorpakken bij overtredingen zal echt beter moeten!
De gehele rapportage kunt u hier vinden.