Dit artikel ziet in op een hoger beroep uitspraak van 31 augustus 2022. Hierdoor is er een duidelijker beoordelingskader van de bevoegdheid van de burgemeester om op te treden tegen voorbereidingshandelingen.
In het nieuwsartikel van 24 december 2018 is er ingegaan op de wetswijziging van artikel 13b van de Opiumwet. Er is sprake van voorbereidingshandelingen bij het voorhanden hebben van bepaalde voorwerpen of stoffen die, vanwege de aard en de hoeveelheid of gezien de onderlinge combinatie geschikt zijn om hard- of softdrugs te maken.
Omstandigheden
Er zijn twee loodsen die verhuurd worden. Een toezichthouder heeft controle gehouden op of het gebruik overeenkomstig is met de bestemming. In deze rapportages is gebleken dat er strafbare voorbereidingshandelingen plaatsvonden in de twee loodsen ten behoeve van grootschalige beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. De burgemeester heeft op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet, de twee loodsen voor zes maanden gesloten. Er wordt vanuit de burgemeester gesteld dat de verhuurder had kunnen weten of ernstig moeten vermoeden dat deze loodsen hiervoor werden gebruikt.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat de eigenaar de voorwerpen voorhanden had en wist of een vermoeden moest hebben dat er hiermee in de loodsen grootschalige en/ of beroeps- of bedrijfsmatige hennepkwekerij op te zetten. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en moest de burgemeester een nieuw besluit op bezwaar nemen. De burgemeester is in hoger beroep gegaan.
Beoordeling hoger beroep
Het hoger beroep ziet in op de vragen:
1. Is er voor de bevoegdheid van de burgemeester bij artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet, de verhuurder, degene die de aangetroffen voorwerpen of stoffen voorhanden moet hebben?
Artikel 13b van de Opiumwet ziet in op het in het pand aanwezig zijn van voorwerpen of stoffen. Het is hierbij dus niet relevant of de verhuurder de voorwerpen of stoffen voorhanden heeft.
2. Hoe zit het met ‘weet de verhuurder of ernstige reden heeft om te vermoeden’ vanuit artikel 11a van de Opiumwet?
De burgemeester is bevoegd een pand te sluiten als hij op basis van de feitelijke situatie voldoende aannemelijk maakt dat er in het pand voorwerpen aanwezig waren waarvan kan worden geweten of ernstig wordt vermoed dat deze bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig grootschalig opzetten van een hennepplantage. De burgemeester hoeft niet aannemelijk te maken dat de verhuurder zelf wetenschap hierover of een ernstig vermoeden moet hebben. De verwijtbaarheid kan wel relevant zijn bij het gebruik van de sluitingsbevoegdheid.
Het hoger beroep van de burgemeester is gegrond. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij bevoegd was om de loodsen te sluiten.
Evenredigheid sluiting loodsen voor zes maanden
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting komt aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel ook het beoogde doel had kunnen bereiken. En dit noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Dit komt voort uit een uitspraak van 2 februari 2022.